Koning Hollewijn of een Kerstboodschap

Deze Koning, hoofdpersoon uit en strip geschreven en getekend door Marten Toonder, ook de geestelijk vader van “Tom Poes” en “Heer Olie B. Bommel”, ontdekte dat de zorgvuldig in zijn paleis bewaarde “Rechten van de Mens”, verdwenen was. Koning Hollewijn reageerde vol schrik op die ontdekking met: “Laat ik je zeggen dat deze Rechten de beste  zijn die de mensheid heeft voortgebracht. Wanneer de mens eindelijk Rechten verkregen heeft, moet hij ze verdedigen en ernaar leven. Hij moet ze zó goed kennen dat ze een deel van hemzelf worden!”

De “Koning Hollewijn-strip”, waar dit fragment uit afkomstig is werd uitgegeven ter ere van de aanname door de algemene vergadering van de  Verenigde Naties van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, 10 december 1948.

De Tweede Wereldoorlog wordt nog steeds gezien als een keerpunt in de ontwikkeling van de mensenrechten. Na twee verschrikkelijke wereldoorlogen ontstond de internationale wens of meer opdracht, kort uitgedrukt in  “Nie wieder”, dit nooit weer.

“Deze verklaring is tot op heden van grote betekenis als algemene morele en juridische standaard, als vaak gebruikte bron voor een nieuw internationaal verdrag of een nationale grondwet en als basis van het werk van mensenrechtenactivisten en -organisatie.” (Wikipedia).

Die Toonder-strip vroeg op een lichte toegankelijke manier aandacht voor dat grote belang van de mensenrechten. Symbolisch werd in die strip die kostbare “Universele Verklaring van de Rechten van de Mens”, onder een glazen stolp bewaard en ten toon gesteld.

Het doet een beetje denken aan “het Vaasje van Rutte”, het symbool van ons “gave land”, van onze mooie democratische rechtstaat. Rutte waarschuwde, al weer zo’n  6 jaar gelden voor het gevaar dat dat vaasje in stukken uit een kon vallen.

Een ander koning, Koning Alexander, vroeg al in zijn Kersttoespraak van 2014: hoe blijven we trouw aan ons ideaal van een vrije, open samenleving waarin ieder mens zichzelf mag zijn en op voet van gelijkwaardigheid mag meebouwen?” De vraag lijkt, nu 10 jaar later, actueler dan ooit. 

Ons Koninkrijk is een eenheid in verscheidenheid, maar laat het accent op die eenheid blijven, door niemand, geen mens en geen gemarginaliseerde groep uit te sluiten; door iedereen “erbij” te laten horen, (gelijk)waardig en met dezelfde (mensen)rechten en door propaganda, halve waarheden en hele leugens, die tweespalt en angst oproepen, tijdig te ontmaskeren. 

En na een recent essay van Zadie Smith  (gepubliceerd, in vertaling in de Groene Amsterdammer nr. 49 van dit jaar) gelezen te hebben waarin ik deze passages aantrof, vulde ik dit stuk nog aan deze wat zwaardere “toegift”:

Over rustig na kunnen denken:

Na een korte uitleg over een droom waarbij alle muren van een appartementencomplex en daarmee dus alle privacy langzaam maar zeker verdwenen concludeert Smith

“Onder een totalitair regime bestaat er niet langer zoiets als ‘stilletjes denken’. Een leven zonder muren is een leven zonder privacy, zonder de mogelijkheid om je af te vragen, of zelfs te weten, wat je voelt of denkt als je weer bent verlost van de blik van het blokhoofd. Het is een leven waarin de zware taak van het denken is gedelegeerd aan het collectief, en waarin de openbare ruimte niet langer een veelvoud is van ideeën, maar een plek waar men zich moet voegen.” 

Over Propaganda

“De afgelopen vijftien jaar zijn wij – wij allemaal – onderworpen aan een waarlijk monumentaal netwerk van psychologische beïnvloeding en onze overheden zijn niet in staat gebleken dit op een of andere manier te reguleren. Net als in de jaren dertig is onze versie van de propagandamegafoon ‘niet gebonden aan wat voor morele of juridische restricties ook’. Misschien wordt het tijd om daar verandering in te brengen?”

Lees in dit verband ook nog eens mijn blog “Jezelf een vraag stellen daarmee begint verzet”

Met deze citaten van de 4 mei toespraak van Arnon Grunberg . Eerlijk gezegd vond ik Grunberg altijd een wat eng geniaal wonderkind.  Maar langzaam maar zeker, schreef ik toen 6 mei 2020 wordt hij toch ons nationaal geweten, al is zijn boodschap soms wat ongemakkelijk.

Hier die citaten:

“En het is ook logisch dat als er gesproken wordt over bepaalde bevolkingsgroepen op een manier die doet denken aan de meest duistere tijd uit de twintigste eeuw, als dat gewoon is geworden, er vroeg of laat op die manier ook weer over Joden gesproken kan worden. Voor mij was het van begin af aan duidelijk: als ze het over Marokkanen hebben, dan hebben ze het over mij. 

‘Ik kan niet begrijpen, niet verdragen dat men een mens beoordeelt niet naar wat hij is, maar naar de groep waar hij toevallig toe behoort,’ schreef Primo Levi in de jaren zestig aan zijn Duitse vertaler. Woorden die wij wekelijks, misschien wel dagelijks zouden moeten herhalen al was het maar om ons eraan te herinneren hoe giftig woorden kunnen zijn. Dat een Nederlander in Auschwitz kerosine over levende vrouwen en kinderen moest uitgieten begon met woorden, met toespraken van politici.

Plaats een reactie