Hoe kan dat nu? Verkiezingen en democratie vormen toch een onlosmakelijke twee-eenheid?
Van links en rechts komt er echter meer en meer kritiek op de rol van de verkiezingen in ons democratisch bestel. De meest bekende tegenstander van verkiezingen op dit moment is de cultuurhistoricus, archeoloog en schrijver, David van Reybrouck. Hij spreekt, in zijn boek of pamfet “Tegen Verkiezingen”, in dit verband van electoraal fundamentalisme. Dat is “het onwrikbare geloof dat geen democratie denkbaar is zonder verkiezingen, dat verkiezingen de noodzakelijke, stichtende voorwaarde zijn om van een democratie te kunnen spreken. Electorale fundamentalisten weigeren verkiezingen te zien als een methode om aan democratie te doen, maar beschouwen ze als een doel op zich, als een heilig beginsel met intrinsieke, onvervreemdbare waarde. ”Ja, veel ronkende zinnen in dat pamflet van hem, maar ze pakken. In een korte schets die Van Reybrouck geeft van de ontwikkelingen na de absolute vorsten, na het ancien régime en na de Amerikaanse Revolutie, laat hij zien hoe de aristocratie met name de wetgevende macht overnam van die alleen heersende vorsten. “Het parlementarisme (van het Franse “parler” praten, ja net zo lang praten, volgens Van Reybrouck, te men het eens was, edv) was het antwoord van de laatachtiende-eeuwse burgerij op het absolutisme van het ancien régime.” Het stemgerechtigde volk, lees een betrekkelijk kleine groep stemgerechtigde die tot de elite behoorde, koos zijn vertegenwoordigers, die men gerust nog de aristocratie kan noemen. Van Reybrouck beschrijft dan de ontwikkeling naar wat in Nederland de verzuiling is gaan heten, met de daarbij behorende politieke groeperingen. Nou en de rest is geschiedenis, waarop ik straks nog kort terug kom.
Deze, door Van Reybrouck beschreven visie, meende ik na oppervlakkige lezing ook te herkennen in een stuk van de emeritus hoogleraar intellectuele geschiedenis in geschiedtheorie, Frank Ankersmit, in het NRC van 27 januari 2017. In zijn geschiedenis les beschreef hij min of meer dezelfde ontwikkeling ongeveer zo. In de late Middeleeuwen riep de vorst de Staten-Generaal bijeen, waarin toen alleen nog de oude, niet gekozen, aristocratie vertegenwoordigd was, de adel, de geestelijkheid en de regenten uit de steden en provincies. Die vertegenwoordigers van de steden en provincies konden pas afspraken maken met de vorst na toestemming van hun achterbannen. Er werd toen dus nog ná ruggespraak en mét last van de achterban beslist door de “volksvertegenwoordiging”.
Veel later, nadat de Gewesten of Provincies hun soevereiniteit verloren hadden en de eenheidsstaat Nederland was ontstaan met verschillende politieke stromingen, mochten de volksvertegenwoordigers juist niet meer “met last en ruggespraak” hun achterban vertegenwoordigen. Zeker gesteld moest worden dat die gekozen volksvertegenwoordigers geheel vrij waren om naar eigen inzicht, na debat in het parlement, hun keuzes te maken, zonder last of ruggespraak.
Pas toen ik een reactie op zijn stuk las van de hand van Thomas Fossen, universitair docent politieke filosofie, in het NRC van 3 februari 2017, ontdekte ik een tendens. Fossen schrijft: “Ankersmit drijft de zaak op de spits (waar hij van de volksvertegenwoordiger, die zonder last of ruggespraak opereert, zegt, edv), ‘als of in een rechtszaak je advocaat tegelijk je rechter is. De wereld van Kafka.’ Op zich is dat wel een aardige vergelijking, de volksvertegenwoordiger als advocaat van de kiezer. Beiden zijn zij, tot op zekere hoogte “Dominus litus”, meester of leider van het (wetgevings)proces. Ook ik voel me als advocaat nooit de “buikspreekpop” bediend door mijn cliënt. Maar terug naar Ankersmit, Fossen beschuldigt Ankersmit ervan, wat op de populistische toer te gaan. Op de verkiezingsdag zelf kan het volk (demos) zich nog de baas wanen, maar de dag daarna bepalen de volksvertegenwoordigers wat goed is voor het volk, lijkt Ankersmits lijn. De lijn van het “Partijkartel” van het door Thierry Baudet en zijn partij Forum voor Democratie. En ja, Ankersmit zit in de Raad van Advies van die partij en is ook lijstduwer.
Maar er is toch echt bewust gekozen om van de volksvertegenwoordigers geen “Geen Piel”- doorgeefluiken of papegaaien te maken, zonder eigen mening of ideeën. Ook wij kozen na de Revoluties voor een representatieve democratie, waarbij het volk door een gekozen volksvertegenwoordiging wordt vertegenwoordigd in het parlement. In het parlement vinden de botsingen van meningen plaats, des choques des opinions en met enig geloof in dialectiek en vruchtbare beraadslagingen moet daaruit een weloverwogen besluit kunnen voortkomen, is/was de gedachte.
Dat geloof en vertrouwen was tot en met het tijdperk Wiegel en Den Uyl vrij groot.
In het nog sterk verzuilde Nederland van na de Tweede wereldoorlog vertrouwde de socialistische, de christelijke en liberale kiezer hun vertegenwoordigers uit dezelfde zuil nog een vrij mandaat toe om namens hun, “zonder last of ruggespraak”, te stemmen. Maar met het verdwijnen van de oude zuilen en de oude ideologieën is dat vertrouwen verdwenen en ook de onderlinge lotsverbondenheid binnen die verschillende oude zuilen.
Het volk ging de volksvertegenwoordiging meer en meer zien als de nieuwe aristocratie, de elite die niet met, maar voor het volk besliste.
Ideologische veren werden afgeschud het neo-liberale denken kwam op. “Er was een ware explosie aan media. Kijk- en luistercijfers wonnen buitensporig aan belang, ze werden de dagelijkse aandelenkoersen van publieke opinie.” In grote stappen komt Van Reybrouck tot de hedendaagse “fel gemediatiseerde strijd om de gunst van de kiezer.” En daar kwamen de sociale media dan nog bij, zie Trump. De democratie is verworden tot verkiezingen en “Elections are just a beauty contest for ugly people” zo citeert Van Reybrouck Michael Hardt.
Van Reybrouck komt in zijn boek of pamflet “Tegen Verkiezingen” met een revolutionaire oplossing, hoewel revolutionair, hij gaat terug naar de oude Griekenland waar de meeste bestuursfuncties ooit door loting werden toegewezen.
Een jaarlijkse loting bepaalt of je bestuurder of bestuurde bent. Loting als nieuw en beter mandaat voor de volksvertegenwoordiging. De “ingelote” burger hoeft zich niet druk te maken om zijn (her)verkiezing, kan echt vrij beraadslagen binnen het parlement. Op plaatselijk niveau zijn goede ervaringen opgedaan met zo’n burgeroverleg voorzichtig de vorm van de bekende G100, G500 en G 1000. En terwijl ik dit schrijf en bijwerk, zie ik op Nieuwsuur een item : “Ierland wil met burgertop een brug slaan naar politiek” juist over dit onderwerp, over expirimenten met een burgertop, een “Citizens’ Assemblee”. Morgen gaat Nieuwsuur door op dit onderwerp van bottom up benaderingen, met een reportage vanuit de gemeente Hollands Kroon waar ze ook al heel ver zijn met o.a. zelfsturende teams”. Dus waar wachten we op betrek de burgers meer en directer bij de beslissingen die hen aangaan, bijvoorbeeld door hen “in te loten” in de “beslissingsmacht”. Misschien vertrouwen we, net als de Grieken destijds, onze door loting aangewezen buurvrouw of buurman of willekeurige ander de (wetgevende) macht wel toe.
[…] Begin dit jaar schreef ik op deze plaats over de ideeën van David Van Reybrouck, cultuurhistoricus en schrijver, over de loting als nieuw middel om te bepalen wie volksvertegenwoordiger zal worden: “Verkiezingen zijn niet democratisch“. […]
LikeLike
[…] de essentie van de democratie. Eerder schreef ik op deze plaats al een blog met de titel: “Verkiezingen zijn niet democratisch“. Inderdaad zijn we met onze verabsolutering van de stembusuitslag en van het resultaat van […]
LikeLike
[…] vraagt Hermsen aandacht voor iets waar ik ook al een blog over schreef, met de titel : “Verkiezingen zijn niet democratisch” . Ja ik kan zo enthousiast raken over stukken en boeken die ik net gelezen heb, dat ik dat tot mij […]
LikeLike