Nemen we nu eindelijk die Rode Pil

Wanneer ontdekken wij dat wij, al consumerend en zinloze spullen vergarend, weinig brengende vliegreizen boekend, buffelend in bullshit jobs of in banen waar jezelf de maatschappelijke relevantie niet van ziet, dat we uitgezogen worden door “the Matrix” die Herbert Marcuse al in 1964 zag (“De eendimensionale mens”). Nadat wij die rode pil hebben doorgeslikt?

Marcuse

https://stellingwerf.nl/wolvega/Rechtvaardig-De-blauwe-of-de-rode-pil-28411624.html

Het giftige woord “Identiteit”

 

Langzaam maar zeker begin ik een hekel te krijgen aan de giftige woorden/begrippen “woke” (ooit een eretitel) en “identiteit”.

BlackLivesMatter

Door onszelf een identiteit aan te praten, want dat is het, niet meer dan een zelf verzonnen verhaal over jezelf, benoemen we onszelf gelijk tot grootinquisiteur van die identiteit, en veroordelen we een ieder die die identiteit ook maar durft te bevragen, – zonder enige poging tot enig begrip voor dat “abjecte afwijkende standpunt”, – tot racist, antisemiet, homofoob, transfoob, misogynie, pedofiel, ultralinks/rechts etc. Een ieder die onze zelfgekozen identiteit en overtuiging, ook al is het welwillend, wil onderzoeken, moet op de brandstapel. Taal corrumpeert, absolute taal corrumpeert absoluut (vrij naar: power corrupts; absolute power corrupts absolutely). Zullen we weer geïnteresseerd zijn in elkaar, oprechte belangstelling hebben voor elkaar?

Kerst en 18 miljoen aanklagers

Na de punt achter dit artikel te zetten, bleek al gauw dat ook dit een komma was. Hieronder kom ik terug op deze leesteken-beeldspraak.

Bas Heijne schetste in zijn “kerst-essay” over identiteit, een ontwikkeling die van erkenning door de maatschappelijke instituties, zie de progressieve bewegingen rond de 60’er jaren, ging naar een vraag, zeg maar eis om „aandacht”, om als volwaardig behandeld te worden door anderen, op het je gezien weten.20221224_151537

We menen allemaal, maar ieder voor zich, te weten welke kant we op moeten. We wanen ons allemaal aan de goede kant van de geschiedenis. Zo overtuigt van ons gelijk, van onze individueel gevormde idealen, dat we de gevoelens en ervaringen van anderen over het hoofd zien, belangrijke misstanden negeren, aldus Heijne.

Het belang van gelijke rechten wordt, ieder geval met de mond, door iedereen wel beleden, ernaar handelen lukt nog niet altijd. Maar toch de ontwikkeling gaat door en na gelijke rechten komt dus het recht op “oprechte aandacht” voor jou als individu, voor je eigen “ik”.

De strijd gaat nu om die vrijheid een eigen “ik“ te ontwikkelen, een “ik” die aandacht en respect verlangt.

Heijne komt dan met de vraag: “door wat laat het ‘ik’, dat zelf zijn wereld mag vormen, zich begrenzen? In hoeverre is dat ‘ik’ nog in staat belangen buiten zichzelf te erkennen?”

Iedere “ik” wordt een aanklager zoals ik schreef mijn laatste column over 18 miljoen aanklagers.

Heijne: “Er bestaat een wereld buiten jezelf die om je belangeloze aandacht vraagt, een wereld waarin niet alles op jezelf kan worden betrokken.(…) Het gaat om aandacht die erop gericht is werkelijk verschil te maken in de levens van anderen.”

Dus nog even over die leestekenbeeldspraak

Vandaag, woensdag 28 december hoorde ik op Radio 1, NOS Radio 1 Journaal Astrid Kersseboom, Linda Nooitmeer, voorzitter van Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en erfenis, interviewen.

Mevrouw Nooitmeer haalde daar de opmerking van premier Rutte aan, die aangaf dat de excuses van 19 december jl. niet als een punt maar als een komma in de slavernij discussie gezien moet worden.

Zij sprak over een persoonlijke reis die Rutte heeft gemaakt en ik dacht direct ook aan de Zwarte Pieten-discussie waarin Rutte ook allengs meer empathie en sympathie is gaan ontwikkelen voor dat “andere standpunt” , voor mensen met die andere “ik” , met die sterke wens gezien, gehoord en begrepen te worden en zodoende maakte hij dat verschil, dat Heijne bedoelde: “Het gaat om aandacht die erop gericht is werkelijk verschil te maken in de levens van anderen.”

Koning eindigde zijn Kersttoespraak met:

Marieke Lucas Rijneveld schreef een eigen gedicht toen hij na ontstane ophef afzag van de vertaling van The Hill We Climb (ook weer zo’n identiteitsdingetje, edv). Het heet Alles bewoonbaar. Een combinatie van inlevingsvermogen, hoop en geloof in onze toekomst samen.

Dit zijn de laatste regels:

Jij wil juist verbroedering, je wil één vuist, en wellicht is je hand

nu nog niet krachtig genoeg, of moet je eerst die van de ander

vastpakken om te verzoenen, moet je daadwerkelijk de hoop voelen

dat je iets doet wat de wereld zal verbeteren, al moet je dit niet

vergeten: kom na het knielen weer overeind en recht samen de rug.

Confucius en het Taoïsme leerden ons dat al eeuwen terug.

Het “ik “mag er zijn maar Rijneveld zegt dus, net als Confucius, dat die “ik” alleen samen met anderen een wereld kan creëren waarin het leven goed en en veilig is./, (een komma dus)

Jongens waren we- maar aardige jongens*

Dat zullen de meeste, naar voormalig Nederlands-Indië uitgezonden dienstplichtigen van zichzelf gedacht hebben. Vaak nog geen 20 en zo’n 15 jaar oud toen Duitsland Nederland binnenviel.  Door onze huidige jeugd werd de twee jaar lockdown al als een beproeving ervaren dus er is weinig inlevingsvermogen voor nodig om te begrijpen dat die twintigers voor de scheepsloopplank stonden te dringen om naar “de Oost” te worden uitgezonden als militair, een deel voor het avontuur en deel om onze landgenoten in de Oost te beschermen en een deel ook vast voor een mix van die twee redenen.

“Little did they know”, aan boord leerden zij de eerste Maleise woorden. Die “aardige jongens” hadden geen idee waarin ze terecht zouden komen. De ontgroening in de groene hel onder de koperen ploert die hun te wachten stond zou hen tot sobats (kameraden, bloedbroeder) voor het leven maken.

Die onderlinge band en de daarmee verbonden “l’esprit du corps” zou velen van hen in hun latere leven op bijna onverdragelijke wijze op de proef stellen.

Verscheurd tussen het geheugen en het geweten enerzijds en dat stilzwijgend, maar ferm en onwrikbaar gekozen voornemen geen “matennaaiers” te zullen zijn, zoals “overloper” Poncke Princen en klokkenluider Joop Hueting in hun ogen wel waren, anderzijds. De eerstgenoemde is echt voor de vijand gaan vechten en Hueting werd in 1947 op 19-jarige leeftijd als dienstplichtig soldaat, ook als “aardige jongen” uitgezonden naar Nederlands-Indië. Tijdens zijn uitzending was hij ooggetuige van executies en mishandelingen van gevangengenomen Indonesiërs. Hij kreeg landelijke bekendheid toen hij in een actualiteitenprogramma,  eind december 1968, voor het eerst en als enige militair getuigde over die door “onze jongens” begane misdrijven.

De hier beschreven soldaat Hugo de Vries is mijn nog levende vader 94 jaar

 Ja, hoe lang blijven “aardige jongens” aardige jongens als zij op patrouille in die groene hel, waarin   achter iedere boom een sluipschutter kan loeren, het  afgehakte hoofd aantreffen op een bamboestok   gespiesd, met zijn geslachtsdeel in zijn mond?

Ik heb alleen veel commentaren op dat donderdag 17 februari 2022 gepresenteerde onderzoek “Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië” beluisterd en gelezen maar het onderzoek zelf, niet gelezen, maar wat er ook als hoofdpunten uitgehaald zijn of nog uitgehaald worden, ik houd het bovenomschreven beeld vast en vind het goed dat de regering ook excuses heeft gemaakt aan deze bij vertrek naar “de Oost” nog “aardige jongens” waarvan velen, dader of getuige of beiden, later toch ook slachtoffer werden, slachtoffer van hun eigen uitzending door toenmalige regering. Slachtoffer ook van hun legerleiding die geen duidelijke grens trokken, geen “rules of engagement” handhaafden, als die er toen al waren. Maar ik vrees ook dat ze die “rules” niet nodig hadden, omdat ze dondersgoed wisten waar de uitvoering van hun taken en opdrachten overging in onmenselijke geweld, welke juridische duiding je daar ook aan geeft, misdaden tegen de menselijkheid of oorlogsmisdaden. Velen bleven dat ferm en onwrikbaar gekozen voornemen trouw, geen “matennaaiers” te zullen zijn, hoe moeilijk ze het daar waarschijnlijk innerlijk ook mee hadden en die innerlijke strijd werd na iedere onthulling na die van Hueting in 1968, alleen maar zwaarder en eiste gaande de jaren zijn tol.

*  De beginregel van Nescio’s  “Titaantjes”.

De Librije te Zutphen

20210831_133327“Willen jullie mij één ding beloven?” vroeg de gids ons na de rondleiding: “Denk een volgende keer bij “de Librije” niet direct aan die bekende eetgelegenheid uit die andere plaats die begint met een “Z”, maar aan deze unieke oude “kettingbibliotheek.” De oudste openbare leeszaal van Nederland: de Librije in de Walburgiskerk te Zutphen. De gids, die ons een privérondleiding gaf, -onze groep bestond uit mijn vrouw en ik- , wist veel en boeiend te vertellen over deze in 1564 voltooide leeszaal. Over het kleine aantal leden, zo’n 65, allen latinist, en allen in het bezit van een, door de plaatselijke smid, vervaardigde sleutel, hun “bibliotheekpas”, waarmee zij zich toegang konden verschaffen tot deze tempel van kennis.

20210831_111550Kettingbibliotheek, omdat de boeken, tegen “ongeoorloofd lenen”, aan de leestafels (lectrijnen) waren vastgeketend. Over honger naar kennis gesproken! En de Librije was zeker geen “echokamer” waarin alleen “voor eigen parochie werd gepreekt”. Zo treft je daar de eerste druk aan van het revolutionaire en zo u wilt, ketterse boek  “De revolutionibus orbium coelestium” (1543) van Nicolaas Copernicus, waarin hij zijn stelling uitwerkt dat niet de aarde maar de zon het middelpunt is van ons zonnestelsel (het heliocentrische wereldbeeld) .   Die stelling ging lijnrecht in tegen de kerkelijke leer waarin de aarde, als middelpunt werd gezien (geocentrische wereldbeeld). Voorzichtigheidshalve is met het uitbrengen van die eerste druk van de “Revolitionibus” daarom gewacht tot na de dood van Copernicus. Maar zelfs een kleine eeuw later moest Galileo Galilei, die met behulp van de eerste telescopen, bewijs vond voor het heliocentrisch wereldbeeld, zijn theorie wat nuanceren om niet op de brandstapel terecht te komen. Het bleef zo bij levenslang huisarrest.

Die honger naar kennis van die ruim 65 leden van de Librije was mede ingegeven door de opkomst van kerkhervormers als Maarten Luther en Desiderius Erasmus. De “leden van de Librije” voelden zich genoodzaakt tot “een morele herbewapenen” tegen de nieuwlichterij van de hervorming. Kennis en informatie, als slijpsteen voor de geest (een oude bekende slogan van een Nederlandse kwaliteitskrant), niet per se op schrift gesteld voor scherpslijperij maar voor kennisoverdracht, voor begrip en inzicht.

Dat vond ik zo indrukwekkend van die Librije in Zutphen, al maak ik het misschien mooier dan het is. Maar dat die leden van de plaatselijke bibliotheek, zo’n 5 eeuwen geleden, die “ketters” niet direct de brandstapel en verbanning toewensten, maar gewoon op zoek waren naar de waarheid of althans naar verdedigbare stellingen. Dus geen “cancel culture” zoals in onze hedendaagse sociale media, maar intellectuele nieuwsgierigheid, blijft mijn standpunt, mijn verdediging wel overeind of heeft “die ander” toch een punt. In gedachten zag ik de kerkelijke en wereldse notabelen daar studeren in kerkelijke boeken maar ook in de “Codex Justinianus“, een samenvatting en compilatie van het Romeins recht, opgesteldin opdracht van de Romeinse keizer Flavius Petrus Sabbatius Iustinianus in 529.  We kunnen nog wat leren van die eerste leden van de oudste openbare leeszaal van Nederland.

20210831_111456Ook zag ik in Zutphen, die mooie bibliotheektraditie voorgezet. Een prachtige moderne openbare bibliotheek trof  ik aan in de Broederenkerk met leescafé, koffiecorner, vele werkplekken, dertig computers, extra sterke wifi en   ruimtes voor cursussen of workshops.  

Nog een traditie zou ik in ere willen herstellen. Andersdenkenden niet meteen virtueel verbannen en tot ketters verklaren of erger. Ga een leeszaal in, pak een boek desnoods “on line” om je te verdiepen in de gedachten van die ander of een ander. Blijf nieuws- en leergiering en belangstellend in anderen en in andermans standpunten.  

van-someren-ten-bosch-dsc01299_3207696987
Foto van VVV Zutphen

 En natuurlijk kan dat boek, die tekst, waarmee je dat wonder   bewerkstelligt van het je verplaatsen in het hoofd van een   ander ook gewoon kopen bij  je de plaatselijke boekhandel     op de hoek. Helaas  bevindt die mooie landelijk bekende   boekenzaak, Van Someren & Ten Bosch (sinds   1844)  zich   alleen in Zutphen (zie ook de korte geschiedenis op de   website). En wil je zo’n boek of tekst toch uit een kerk   hebben, dan kan je in die andere plaats terecht die begint met   een “Z” , die indrukwekkende boektempel “In de Broeren”.

Aanzitten aan de Tafel Herman Tjeenk Willink of aan die van Hannah Arendt

Het nieuws over de benoeming van Herman Tjeenk Willink als informateur bracht mij tot een update van mijn onderstaand blog d.d. 10 februari 2019. Ik wijzigde ook de titel.

Hier begin ik met het citeren van het slot van onderstaand blog:

“Hier zie ik dus die denkbeeldige tafel van Arendt zomaar opdoemen in de bibliotheek en aan die tafel kunnen burgers gehoor geven aan de oproep van Tjeenk Willink om het publieke debat nieuw leven in te blazen, om vervreemding tegen te gaan, door aandacht te vragen voor de rol van de burger naast die van de bestuurder en de politicus, bij het verder vormgeven en verbeteren van de samenleving, het publieke domein, en weg te sturen van “de BV Nederland”, geleid door spreadsheet managers en andere (bestuurlijke) professionals, om weer te komen tot een echte samenleving met echte ontmoeting, liefst ook met overheden, om zo ruimte te bieden om aan de hand verhalen, beelden, verbazing en verwondering, nieuwe ideeën en inzichten, inleving (empathie) te bevorderen en om zo ook het vertrouwen in elkaar (terug) te winnen.”

Mijn oude tekst:

Na lezing van het boek “Groter Denken, Kleiner Doen, volgens de ondertitel: “Een Oproep”, van Herman Tjeenk Willink kwam ik via Femke Halsema, weer op “de Tafel” van Hannah Arendt.

Alle drie maken zijn zich zorgen over het publieke debat en de publieke ruimte. Arendt sprak haar zorgen daarover al uit in 1958 en die zorgen lijken veel op die van Tjeenk Willink en Halsema, al legt de laatste het accent op het populisme als bedreiging voor het inhoudelijke publieke debat. En Halsema wijdde in haar mooie essay voor de maand van de filosofie 2018, “Macht en Verbeelding” een heel hoofdstuk aan “De tafel van Arendt”. In zijn artikel “Hannah Arendt: publiek domein, recht en rechtspraak”, Netherlands Journal of Legal Philosophy, 3, (2003) beschrijft de hoogleraar encyclopedie van het recht en de rechtstheorie, Ton Hol, wat Arendt bedoelt met die tafel als metafoor voor het publieke domein:

20190210_154715

Het publiek domein moet, volgens Arendt, worden opgevat als een wereld waarbinnen individuen het strikt persoonlijke, private overstijgen en relaties met anderen aangaan. Voor Arendt zijn relaties echter alleen mogelijk als er een sprake is van een zekere afstand tussen individuen. Om mensen samen te brengen dient men ze eerst van elkaar te scheiden. De wereld van het publiek domein heeft dan ook een intermediair karakter, in die zin dat ze bij het samenbrengen van mensen er in zekere zin ook tussenin komt te staan.”

Zelf schrijft Arendt, die niet al te toegankelijk schrijft, vandaar dat ik haar door andere uit laat leggen, het zo:

“Het gezamenlijk leven in de wereld betekent in wezen dat zich tussen hen die haar bewonen een wereld van dingen bevindt, zoals een tafel zich bevindt tussen degenen die er aan hebben plaatsgenomen; als door elk ander intermediair worden mensen door de wereld tegelijkertijd verbonden en gescheiden.”

Lees meer »

Het welbegrepen eigenbelang

Polderen in crisistijd lukt alleen als alle “polderaars” min of meer een gelijke aanpak voorstaan van de crisis, van dezelfde feiten uitgaan en ook goed zicht hebben op het “welbegrepen eigenbelang”. 

Polderen veronderstelt veel  tijdrovend overleg, terugkoppelen met achterbannen en hier en daar over de eigen schaduw durven stappen en ook daar is tijd voor nodig,  inzichten moeten ontstaan en gedachten moeten rijpen.

Maar de crisis wacht niet, de vloedgolven, ook de metaforische 1e en 2e corona- golf, denderen door.

En als we ons landje zien als ons aller bezit, een gemeenschappelijk bezit, met vele (probleem)eigenaren, dan belanden we, al zoekend naar een oplossing al gauw in “de Tragedie van de Meent”   wordt genoemd. Het kortzichtig en eenzijdig nastreven van  ons eigen belang, bij  het gebruik van  gemeenschappelijk bezit, gaat dan vaak en op tragische wijze, ten koste van het algemeen belang. 20201021_153322

Als voorbeeld wordt dan vaak genomen: een meent, een gemeenschappelijke weidegrond ( de meent(he) of the communs)  waarop verschillende boeren hun koeien kunnen laten grazen. Iedere boer wil graag zo veel mogelijk koeien, maar weet tegelijkertijd dat iedere extra koe ervoor zorgt dat alle andere koeien minder te eten hebben. Omdat die meent niet kan worden uitgebreid, leidt een te veel aan koeien, in die te kleine wei,  onafwendbaar tot een kapotgetrapte en leeggegeten modderpoel. Boeren die dat begrijpen en ook graag duurzame samenwerking met de medegebruikers van de gemeenschappelijke gronden, na willen streven, ontdekken dat hier het algemeen belang en hun “welbegrepen” eigenbelang samenvallen. 

Maar als we dat beheer van die gemeenschappelijke gronden, die “commun grounds”  in het Engels, vandaar de Engelse term: “Tragedy of the Communs”,  breder trekken, naar onze landelijke (polder)politiek,  ervaren we helaas dat naarmate de nood hoger is, de crisis groter, mensen het zicht kwijt raken op dat algemene belang, dan wordt het steeds moeilijker om een gemeenschappelijk uitgangspunt te vinden (commun ground) om vandaaruit naar een oplossing in dat “algemene  belang “ te vinden. Dan blijkt dat algemene belang volledig versplinterd in vele individule belangen.

Zo instaat de tragedie, dat niemand meer oog heeft voor dat “welbegrepen eigen belang”, en dat een overheid die niet meer gesteund wordt door “de polder” gezien zal worden als de “boeman met de Grote Hamer”. 

Los van Corona kan ook gedacht worden aan de stikstof- en fosfaatcrisis en nog breder getrokken moet ik ook denken aan de “overbegrazing van de aarde:

Op 22 augustus is het Earth Overshoot Day 2020: De dag waarop we, als mensheid, collectief meer dan van de natuur hebben verbruikt dan de Aarde in één jaar kan vernieuwen. In 1986 viel die dag nog precies op 31 december. 

In het Antropoceen , de voorgestelde naam van het tijdperk waarin het Aardse klimaat en de atmosfeer de gevolgen ondervinden van menselijke activiteit is men ook het zicht  verloren op dat welbegrepen eigenbelang.

De gevaarlijke arrogantie III

Eerder schreef ik hier al twee blogs die ik dezelfde titel meegaf, het eerste deel ging over het, op te arrogante, elitaire wijze wegzetten van de anti vaxxers door Arjen Lubach 2 november 2016. Mijn tweede stuk schreef ik bijna twee jaar later, na het lezen van een mooie column van de politiek filosoof Remko van Broekhoven. Dat blog begon ik met een door Van Broekhoven gebruikte quote van Winston Churchill : “Het beste argument tegen de democratie is een gesprek van vijf minuten met de doorsnee kiezer”.

Remko Broekhoven brengt in zijn column empathie en verantwoordelijkheid bij elkaar, door af te sluiten met:

“En Winston Churchill, besef dat een gesprek met de doorsnee kiezer je afkerig kan maken van democratie, maar ook dat zo’n gesprek je inzicht geeft in een onderbuik die niet weg te denken is uit welke democratie dan ook.”

Na de uitzending van Jinek op dinsdag 22 september jl. reageerden velen, naar aanleiding van het optreden van de tot dan toe voor mij volstrekt onbekende BN’er en influencer Famke Louise, zoals  Chuchill op die door hem opgevoerde denkbeeldige kiezer.” 

“Youp” schreef in zijn column in de jarige NRC dit weekend: “Deze week had ik net als de rest van ons land diep medelijden met die arme Famke waar louter onsamenhangende bagger uit kwam. Vooral bij Eva Jinek waar Diederik Gommers een glansrol vervulde door het panische gansje rustig uit te laten brabbelen. Je zag Gommers denken: in welke surrealistische hel ben ik in godsnaam beland? “

Ik zag Gommers heel iets anders denken. Ik zag hem een kans grijpen om werkelijk met Famke Louise in gesprek te gaan, op basis van gelijkwaardigheid, zonder op die, bij de “elite” wel bekende arrogante wijze deze “achterblijver” wel even uit te leggen hoe het zit en hoe dom zij is. 

En soms tref zelf op de Sociale Media, op Twitter en LinkedIn, juweeltjes aan. Zo schreef Mechtild Stultiens twitternaam: @MStultiens: “Diederik Gommers is het vaccin. Als we allemaal iets meer van hem zouden hebben dan zouden we ons een stuk veiliger voelen. Wat was hij weer respectvol, eerlijk, professioneel, verbindend en vaderlijk zorgzaam gister bij Jinek. Ik ben fan.”

En Margot van Sorge schreef op LinkedIN: 

Net als iedereen viel ik over het optreden van Famke Louise begin deze week. Twee benen gestrekt erin zeg maar. Ik ging even lekker los op de bank. Totdat ik in de gaten kreeg hoe Diederik Gommers omging met de enorme worsteling van Famke Louise. Daar zag ik mij toch een knap staaltje leiderschap!

Bescheiden en in rust was Diederik Gommers de enige aan tafel die in gesprek was en in gesprek bleef. Die zich niet liet afleiden door de onbeholpen manier van communiceren van Famke Louise. Die de zwakte aan tafel niet misbruikte om zijn eigen punt te scoren. Die zijn eigen urgentie rustig onderbouwde en zonder stemmingmakerij over de bühne wist te krijgen. Die, als kers op de taart, de stuntelige en onbeholpen urgentie van Famke Louise moeiteloos en vriendelijk wist te koppelen aan die van hemzelf. En ondanks zijn bezwaren tegen haar aanpak wel oog en oren bleef houden voor het probleem dat zij zo vierkant probeerde aan te kaarten.

Mijn idee van een goede leider:
Een mens, met kennis van zaken, en dit op een vriendelijke manier deelt en beschikbaar stelt, en dit weet te positioneren buiten de eigen afdelingsgrenzen, en door bescheidenheid de IK in WIJ weet te creëeren door een stip op de horizon te plaatsen.

Wat mooi gedaan Diederik!

Van mensen als Diederik Gommers, Mechtild Stultiens en Margot van Sorge moeten we het hebben.  Dat zijn de leiders die wat mij betreft meteen kunnen worden toegevoegd aan het Outbreak Management Team, het OMT als de leiders en verbinders, noem ze voor mijn part influencers,  die contact met de burger, daar waar de overheid dat is verloren, weer kunnen herstellen.

En als iedereen dan verder ook ophoudt te zeuren over het beleid rond mondkapjes, aerosolen, individuele overtredingen van coronaregels door bestuurders, verschillen met de ons omringende landen en er een beetje op wil vertrouwen dat de meesten, ook binnen overheid en wetenschap, van goede wil is en niets liever wil dan dat virus de wereld uit te krijgen.

Laat je te grote ego even leeglopen, zet die ijdeltuiterij en die verongelijktheid eens opzij.   

Niets is zeker, en zelfs dat niet.

Humor als tegengif tegen fanatisme

De column van Michel Krielaars met de titel: “De laatste wijze raad van Amos Oz” in het NRC van dit weekend bracht mij weer bij mijn eigen bespreking van een pamflet van Amos Oz “Hoe genees je een fanaticus” in “Humor als tegengif tegen fanatisme” .

Krielaars haalt in zijn column, in het NRC, de in 2018 overleden schrijver Amos Oz aan. Hij schrijft dat Amos Oz in zijn postuum verschenen “De laatste lezing. Hoe het verder moet met Israël” wijst op het gevaar van nostalgie. Als je terug verlangt naar een niet meer bestaand verleden, moet je daar maar een boek of toneelstuk over schrijven, zegt Oz, aldus Krielaars, “Zoek wat u bent kwijtgeraakt in de tijd en niet in de ruimte, want u bent het niet kwijtgeraakt in de ruimte, u bent het kwijtgeraakt in de tijd.”

Tijden veranderen en veranderen gaat van au!

De herinnering blijft maar the times they are a changing. Tijdens die andere crisis, de oliecrisis van 1973 zei premier Joop den Uyl: „Het zal nooit meer worden zoals vroeger”. Tijdens de huidige coronacrisis hebben we het over “het nieuwe normaal”.

Veranderingen, ook noodzakelijke, gaan van Au! En om die ongemakkelijke veranderingen toch door te voeren is leiderschap nodig. Krielaars stelt aan het slot van zijn column oud president Truman tegenover zijn “huidige ambtsgenoot (Trump?) waar hij schrift:

“Anders dan zijn huidige ambtgenoot besefte Truman dat zijn enige echte macht eruit bestond dat hij anderen ervan kon overtuigen dingen te doen waarvan ze diep in hun hart wisten dat die gedaan moesten worden, maar waar ze geen zin in hadden. Een betere manier om de vrede te bewaren is er niet.”

Lees meer »

De Wet kan hard zijn ook voor Acquin

Nu met een bespreking en uitleg van die mooie brief geplaatst in het verhaal van “Alleen op de Wereld”

Wat kan je een vreugde beleven aan  het schrijven van simpel stukjes en vaak nog meer aan de reacties. Op mijn pas vandaag in de Stellingwerf gepubliceerde column kreeg ik al diverse reacties,  maar één ontroerend mooie wil ik met u delen. In dit stuk plaatste ik  een afbeelding van een wel heel mooie brief, die aan onze kantoorbalie werd aangeleverd, van een “fan” en daaronder plaatste ik mijn stukje in de Stellingwerf van vandaag. Via de links, hier direct onder, kan je de mooie brief en mijn stukje downloaden, voor het geval die wat moeilijk leesbaar zijn.

de mooie brief 

De wet kan hard zijn

De nadere uitleg van de brief

20200708_121415

De schrijver van deze mooie brief, -zo mooi en regelmatig geschreven ook-, emigreerde als 12 jarige jongen, in 1953 met zijn ouders naar Metz, Frankrijk. Zijn lievelingsboek “Alleen op de wereld” van Hector Malot,  reisde met hem mee. Datzelfde jaar nog kocht hij de originele Franse uitgave “Sans Famille”.  Met behulp van die twee boeken leerde hij zichzelf Frans. In zijn brief wordt de scene uit het boek aangehaald waarin Remi al door Pierre Acquin in huis is genomen.  Acquin, een bloemenkweker, vond de kleine Remi voor zijn deur.  Op een kwade dag wordt de bloemenoogst van Acquin door een extreem zware hagelbui  verwoest . In het verhaal van Remi, voel je die ramp al ver van te voren aankomen. Dat drama brengt Acquin in onoverkomelijke financiële problemen. En daar ziet de man die mij de brief aanreikte parallellen met mijn onderstaande column over de hardheid van de wet.  Het Corona-virus uit mijn stukje is  de hagelbui uit het boek. Uiteindelijk gaat Acquin  naar de gevangenis omdat hij zijn schulden, na de verwoeste oogst, niet meer kan betalen. In mijn stukje schrijf ik dat in vroeger tijden de schuldeisers zich niet alleen op de bezittingen van de schuldenaar konden verhalen maar ook op de schuldenaar zelf. De schuldeisers mocht de schuldenaar voor hem laten werken of de schuldenaar als slaaf verkopen. En hier moest Acquin dus vanwege het onbetaald laten van zijn schulden voor vijf jaar de gevangenis in. Op die oude meedogenloze vormen van verhaal van schulden en wraak op de schuldenaar gaat de schrijven van de brief die ik vandaag dus kreeg verder in.  Hij citeert uit “Alleen op de wereld”, in de vertaling van Gerard Keller uit 1889, waarin  deze passage nog te vinden is die in latere drukken/versies geschrapt zal worden . Acquin komt volledig te neer geslagen thuis en vertelt zijn kinderen inclusief Remi, dat hij naar de gevangenis zal moeten. Acquin probeert dat slechte nieuws  nog wat te vergoelijken met deze anekdote.

De (rood) onderstreepte passage

Ik onderstreep hier het deel dat de briefschrijver met rode pen onderstreepte in zijn brief: 20200708_121350

“Maar men heeft mij tot betalen veroordeeld, en daar ik geen geld heb, gaat men hier alles verkopen en waarschijnlijk zal dit zelfs niet voldoende zijn en zal ik naar de gevangenis moeten gaan, waarin ik dan vijf jaren blijven moet; daar ik het niet met mijn geld doen kan, zal ik mijn schuld met mijn lichaam, met mijn vrijheid moeten aflossen.

Wij begonnen allen te huilen.

–Ja, dat is heel treurig, maar er valt tegen de wet niets te doen en het is de wet (een variant op  mijn “Lex dura sed Lex” = De wet is hard, maar zij is de wet, edv). ;

vroeger was deze nog strenger, zei mij een advocaat; als toen een schuldenaar zijn schuldeisers niet betalen kon, dan hadden dezen het recht zijn lichaam in stukken te snijden en het tussen elkaar in zoveel delen te verdelen, als zij maar wilden; mij zet men eenvoudig in de gevangenis, binnen een paar dagen zal dat waarschijnlijk gebeuren. Wat zal er in die vijf jaren van jullie worden? Dat is het ergste.”

Barre ellende levert mooie verhalen en ja, maar er valt tegen de wet niets te doen en het is de wet. De wet als noodlot.