Niets is zeker, en zelfs dat niet.

Humor als tegengif tegen fanatisme

De column van Michel Krielaars met de titel: “De laatste wijze raad van Amos Oz” in het NRC van dit weekend bracht mij weer bij mijn eigen bespreking van een pamflet van Amos Oz “Hoe genees je een fanaticus” in “Humor als tegengif tegen fanatisme” .

Krielaars haalt in zijn column, in het NRC, de in 2018 overleden schrijver Amos Oz aan. Hij schrijft dat Amos Oz in zijn postuum verschenen “De laatste lezing. Hoe het verder moet met Israël” wijst op het gevaar van nostalgie. Als je terug verlangt naar een niet meer bestaand verleden, moet je daar maar een boek of toneelstuk over schrijven, zegt Oz, aldus Krielaars, “Zoek wat u bent kwijtgeraakt in de tijd en niet in de ruimte, want u bent het niet kwijtgeraakt in de ruimte, u bent het kwijtgeraakt in de tijd.”

Tijden veranderen en veranderen gaat van au!

De herinnering blijft maar the times they are a changing. Tijdens die andere crisis, de oliecrisis van 1973 zei premier Joop den Uyl: „Het zal nooit meer worden zoals vroeger”. Tijdens de huidige coronacrisis hebben we het over “het nieuwe normaal”.

Veranderingen, ook noodzakelijke, gaan van Au! En om die ongemakkelijke veranderingen toch door te voeren is leiderschap nodig. Krielaars stelt aan het slot van zijn column oud president Truman tegenover zijn “huidige ambtsgenoot (Trump?) waar hij schrift:

“Anders dan zijn huidige ambtgenoot besefte Truman dat zijn enige echte macht eruit bestond dat hij anderen ervan kon overtuigen dingen te doen waarvan ze diep in hun hart wisten dat die gedaan moesten worden, maar waar ze geen zin in hadden. Een betere manier om de vrede te bewaren is er niet.”

De veranderaar als verrader?

In zijn pamflet “Hoe genees je een fanaticus” citeert Oz uit eigen werk.

20160529_141120

Hij gebruikt een scene uit zijn boek “Panter in de kelder” om te benadrukken dat degene die begrijpen dat een verandering te verkiezen is boven het op nostalgische gronden vasthouden aan wat was, door de nostalgische fanatici vaak worden uitgemaakt voor verraders.

Een hier te vinden scene uit dat boek eindigt met de opmerking van de moeder van de verteller: “Wie van iemand houdt is geen verrader.”

Oz vervolgt dan, met een verwijzing naar die opmerking van de moeder, met:

“Verderop in deze roman ontdekt de lezer misschien dat de moeder er helemaal naast zat: alleen iemand die liefheeft kan een verrader worden. Verraad is niet tegengesteld aan liefde, het is een van de vele vormen ervan. Een verrader is volgens mij iemand die verandert in de ogen van mensen die niet kunnen veranderen en niet willen veranderen, die verandering haten en zich geen verandering kunnen voorstellen, alleen willen ze jou altijd veranderen. Met andere woorden, in de ogen van een fanaticus is iedereen die verandert een verrader. En het is een moeilijke keuze, de keuze tussen een fanaticus worden of een verrader worden. In zekere zin maakt het feit dat je geen fanaticus bent, je tot op bepaalde hoogte en in bepaald opzicht in de ogen van fanatici tot een verrader. Ik heb de keuze gemaakt, zoals u in Panter in de kelder” in de kelder kunt lezen.”

Veranderen getuigt van liefde

Daar zal hij doelen op zijn oplossing voor het Palastijns-Israelisch conflict (een tweestaten-oplossing), maar daar gaat het mij niet om.

Ik moet denken aan migratie-discussie met die angt van fanatici voor homeopatische verdunning, aan de Zwarte Pieten discussie , de discriminatie discussie.

Tijden veranderen en het is, in deze lijn voortgaand, misschien ook wel een daad van liefde te noemen, dat onze leider, premier Rutte verraad pleegde toen hij kenbaar maakte dat hij anders is gaan denken over de Zwarte Pieten discussie. Dat hij nu meer begrip kan opbrengen voor mensen die zich gediscrimineerd voelen door de zwart geschminkte hulp van Sinterklaas.

“Zij kende het geheim om om te gaan met onbesliste situaties, met onopgeloste conflicten, met het anders zijn van andere mensen.”

Oz trekt dit in zijn pamflet over fanatisme, die alledaagse politieke discussies, breder en meer filosofisch:

“Vele jaren geleden, toen ik nog een kind was, legde mijn wijze grootmoeder me in heel eenvoudige woorden het verschil tussen joden en christenen uit – niet tussen joden en moslims, maar tussen joden en christenen: ‘Weet je,’ zei ze, ‘christenen geloven dat de Messias op aarde is geweest en dat hij op een dag terug zal komen. De joden zeggen dat de Messias nog moet komen. Daardoor,’ zei mijn grootmoeder, ‘daardoor zitten we met al die woede, al die vervolging, al dat bloedvergieten, al die haat… Waarom?’ Ze zei: ‘Waarom wacht iedereen niet gewoon af wat er gebeurt? Als de Messias komt en zegt: “Hallo allemaal, leuk jullie weer te zien”, dan zullen de joden hun ongelijk moeten toegeven, maar als de Messias komt en zegt: “Hoe maakt u het, leuk u te ontmoeten”, dan moet de hele christelijke wereld zich bij de joden verontschuldigen. In de tussentijd,’ zei mijn wijze grootmoeder, ‘is het een kwestie van leven en laten leven.’ Zij was zonder enige twijfel immuun voor fanatisme. Zij kende het geheim om om te gaan met onbesliste situaties, met onopgeloste conflicten, met het anders zijn van andere mensen.”

Wim Kan zei in één van zijn beroemde oudejaarsconferences over Joop den Uyl: “Als je zegt dat het mooi weer is schrijft hij het op en als het regent gebruikt hij het tegen je.”

Zo kan je ook met veranderingen omgaan, ongeveer zoals nu met de mondkapjes discussie wordt omgegaan.

Niets is zeker en zelfs dat niet.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s