He boiled for our sins*

Touched_by_His_Noodly_Appendage_HD

Omdat we niet weten wat we niet weten, mogen we dat “niet weten” ongestraft opvullen. Of de Holenmens zich al existentiële vragen stelde zoals: “Waartoe leef ik in dit hol?” weten we niet, maar net als de mensen na hem zal hij “bovennatuurlijke verklaringen” hebben gezocht voor “het onverklaarbare”. En die verklaringen kunnen waar blijven totdat het tegendeel bewezen is. Zo geloofden velen in dit werelddeel ooit in de God van de Donder (Thor of Donar) tot we de donder konden verklaren.

Hier geldt de metafoor van de zwarte zwanen. Tot een expeditie onder leiding van Willem de VlamiBSng in 1696, de zwarte zwaan in Australië ontdekte, geloofde iedereen in Europa dat er alleen witte zwanen bestonden. Tot die tijd kon je alleen in het bestaan van zwarte zwanen “geloven”! Nassim Nicholas Taleb heeft een invloedrijk boek geschreven over de impact van het hoogst onwaarschijnlijke met de niet verrassende titel: “The Black Swan”. Na een carrière op Wall Street als handelaar, heeft  Taleb zich van handelaar tot filosoof ontwikkeld. In zijn verhaal over de kalkoen voor Thanksgiven Day  hoor ik de waarschuwing : “rendementen uit het verleden bieden geen garantie voor de  toekomst.” Ook de door hem opgevoerde kalkoenen maakten de vergissing verwachtingen te ontwikkelen uit hun ervaringen in het verleden. Duizend dagen goed te eten krijgen (vet gemest worden). Op dag duizend  lacht het geluk hun toe en na die duizend mooie dagen is er geen enkele aanleiding aan te nemen dat de  toekomst voor deze kalkoenen er minder rooskleurig uit zal komen te zien. Maar u voelt hem al aankomen, die duizendste dag is de dag voor Thanksgiven Day. De dag waarop Amerika zich massaal  aan kalkoen vergrijpt. Verkeerd gegokt. Blaise Pascal de natuurkundige uit de zeventiende eeuw deed ook aan een soort kansberekening, maar dan over zijn Godsgeloof. Wikipedia omschrijft de gedachtegang van Pascal, onder het lemma Gok van Pascal, als volgt:

  • Het verstand kan geen uitsluitsel geven over het bestaan van God. (notitie 230, 233).
  • God kan dus zowel bestaan als niet bestaan (notitie 233).
  • Omdat beide opties open zijn moet men een afweging maken op basis van een spel (notitie 233).
  • Uit deze afweging blijkt dat de enige keuze die iets kan opleveren het gokken dat God bestaat is.

Geloof kan je niet wetenschappelijk benaderen. Geloven kan je alleen in dingen of verschijningen waarvan het bestaan nog niet wetenschappelijk, empirisch bewezen is. Dat geldt niet alleen voor alle wereldgodsdiensten maar ook voor de meest obscure occulte sekten. Geloof in de noodzaak, werking en betekenis van een askruisje op voorhoofd, in vormen van besnijdenis van jongens of meisjes, in de transformatie van wijn in het bloed van Christus, in de noodzaak een tulband en een zwaard te dragen of een vergiet op het hoofd.

Anna ProvoostIn haar atheïstische vermanende toespraak “Beminde ongelovige”  introduceert Anna Provoost de religiometer, een indeling, op een schaal van 1 tot 10, stappen van atheïsme naar theïsme.  De tiende graad – strenggelovig, dogmatisch, fundamentalistisch theïstisch, wordt in Wikipedia als volg omschreven: Omdat ‘God’ zijn doelstellingen op aarde alleen door de mens kan bereiken, zet hij jou in om zijn wetten en regels te openbaren, toe te lichten (‘te spreken in tongen’), te implementeren, af te dwingen. In een doorgeschoten vorm kan dit betekenen dat “Hij” jou als instrument inschakelt om op te treden wanneer iemand de door ‘God’ voorgeschreven visie en wetten niet aanvaardt. Een tamelijk onschuldige vorm van  godsdienstig fundamentalisme van graad 10 wordt beleden door de Pastafarians, de leden van de Kerk van het Vliegende Spaghetti Monster ( zie o.a.  www.venganza.org). Zij  hebben zich als gelovigen verplicht bij bepaalde gelegenheden een vergiet op het hoofd te dragen, met name op pasfoto’s voor identiteitsbewijzen. Onze veelgeroemde godsdienstvrijheid brengt met zich mee dat de overheid deze godsdienstige verplichting dient te respecteren. Onze overheid accepteert dus het fundamentalisme van graad 10 van Provoost’s  religiometer. Onlangs speelde deze kwestie weer op bij de afgifte van rijbewijzen. 23 juli jl. las ik in de Leeuwarder Courant: “Geloven met een gaatjespan op je hoofd” Over de gemeente Emmen die vindt het Spaghetti Monster geloof geen serieuze godsdienst, maar de gemeente Leiden vindt van  wel.Touched_by_His_Noodly_Appendage_HD Dit artikel verraste mij niet want eerder verscheen in de juridische vakliteratuur al een verhandeling over dit onderwerp van de hand van een heuse rechtsgeleerde professor, die de vraag opwierp wat het principiële verschil was tussen een vergiet een keppeltje of een hjiab of hoofddoek. Zolang het geloof zich niet uitsluitend in het hoofd van de gelovige afspeelt maar ook daarop, houden we dit soort problemen. En waren dat maar de enige problemen die wij met het geloof in de wereld hebben.

* Het Vliegende Spaghetti Monster

 

 

Een neus voor leiderschap

Een literair tijdschrift in tabloid formaat, het zet je op het verkeerde been misschien. Van aflevering 3 van de honderdnegenenzeventigste jaargang,  een themanummer over Leiderschap, werd ik weer heel gelukkig. Vooral de bijdrage van Damiaan Denys[i] getiteld “Leiderschap als gedeelde leugen”. Het stuk begint met een verhandeling over de neus van Cleopatra. Een uitwerking van die veel geciteerde uitspraak van Blaise Pascal: “Le nez de Cléopâtre, s’il eût été plus court, toute la face de la terre aurait changé”[ii] En ik mij maar afvragen wat er nu toch met die neus van Cleopatra was toen ik “Asterix en Cleopatra” las.Cleopatra in Asterix De diepere achtergrond van al die zinspelingen op dat beroemde reukorgaan werd mij pas later gewaar. Ik bevind me op dit punt in goed gezelschap, al googelend kwam ik dit stuk tegen van de historicus Miriam van Ommeren “De Mooiste neus” een hele verhandeling over Cleopatra en haar neus. Het stuk van Damiaan Denys eindigt met: “Cleopatra heeft ongetwijfeld de wereldgeschiedenis veranderd, maar was het haar neus of fenomenaal leiderschap? Haar neus was haar fenomenaal leiderschap.” Maar daartussen, tussen de opening met dat bekende citaat over die mooiste neus en de vaststelling dat die neus van Cleopatra haar leiderschap “belichaamde”, trof ik nog vele goed citeerbare aforismen en beschouwingen aan. “Alle religieuze leiders, yogameesters, mental coaches, psychiaters, psychologen, managementopleidingen, consultancybureaus en caféfilosofen van de hele wereld danken hun bestaansrecht aan die ene universele menselijke behoefte. Die diepe overtuiging dat er een autoriteit bestaat die het finale antwoord op al mijn vragen weet. (…) Excellent leiderschap weet deze behoefte en de illusie van alwetendheid in stand te houden door enerzijds mensen bang te maken en anderzijds hen op afstand te houden.”

Denys citeert ook: “‘Die avond in Lodi begon ik te geloven in mezelf als een uitzonderlijk persoon, en werd ik begeesterd door de ambitie grootse daden te verrichten die tot dan toe enkel in fantasie bestonden’ (Napoleon Bonaparte). Een Napoleon-complex zal de diagnose zijn geweest van psychiater Denys als het niet om Napoleon zelf ging. Hij vervolgt met: “De leider gaat zich vereenzelvigen met het leiderschap. Hij ziet ’s ochtends een leider in de spiegel en niet diegene die een rol vervult als leider. De leider komt in de verleiding zich de karakteristieken van zijn functie persoonlijk toe te eigenen, en gaat toevallige omstandigheden ten onrechte interpreteren als resultaten van zijn beleid.” Of je wilt of niet maar al de Zonnegodjes komen wel in je gedachten: Jos van Rey, Maseratiman Möllenkamp, Louk Hermans, maar ook lieden als Wilders en Trump. Hoofdartikel schrijver van “De Groene Amsterdammer” Casper Thomas lijkt ook geïnspireerd door het thema van De Gids waar hij over Trump en Wilders schrijft:

Groene_commentaar_illusie(1)“Het succes van Wilders in de peilingen, net als dat van Trump, berust vooral op een electoraat met de ‘bereidheid het onmogelijke te proberen’.”  Of zoals Denys stelt: “Leiderschap voltrekt zich in de acceptatie door het volk van het vooruitzicht op een nieuwe, gemeenschappelijke en beloftevolle werkelijkheid die er nog niet is.” We willen het allemaal zo graag geloven tot we die kleren van de keizer opeens niet meer zien en dan voelen we ons in de steek gelaten.  Maar dan kunnen we als kiezer toch weer gebruik maken van de mogelijkheid die de democratie ons ook weer biedt: “Democratie, hoe onnozel ze ook wordt uitgevoerd, speelt een essentiële rol in het spel van erkenning. In een democratie geeft het volk het leiderschap te kennen dat ze de mogelijkheid bezit leiderschap niet te erkennen”

Krijgt het volk dan toch gewoon de leider m/v die het verdient?

 

 

[i] hoogleraar psychiatrie aan de universiteit van Amsterdam (AMC), en neurowetenschapper aan het Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen (KNAW-NIN).

[ii] Als Cleopatra’s neus korter was geweest, dan had ’s werelds gezicht er anders uitgezien

 

Apple en het ticking bomb scenario

We worden meer bedreigd door onze eigen overheden die ons willen beschermen tegen bedreigingen dan door die bedreigingen  zelf.

Dat gebeurt in het klein in onze directe leefomgeving maar ook op een hoger niveau.

Uit angst voor diefstal door figuren die zelf achter slot en grendel zouden moeten zitten zetten we onszelf, min of meer op last van de overheden in een gevangenis. Beluister dit korte Inbraakpreventie spotje. We moeten onze deuren op slot doen, constant bezig zijn met inbraakpreventie, vertrouwen is fout of minstens naïef, iedere vreemde die door ons dorp loopt, moet als potentieel gevaar gezien worden. Nu word ik ook weer uitgenodigd om lid te worden van Nextdoor (een soort neighbourhood watch).  Zo verliest ook ons vredig en mooi dorp zijn onschuld, wij tegen de Boze buitenwereld, waarbij “wij” is iedereen die niet bij “ons” hoort.waterboarding

Alles wat voorkomen kan worden moet ook voorkomen worden. En er kan zoveel voorkomen worden met nieuwe en oude technieken. Van het betere oude martelwerk, van waterboarding tot erger. Ook martelen wordt altijd gerechtvaardigd met een beroep op preventie, om erger te voorkomen. En de meest tot de verbeelding sprekende metafoor in dat verband is dan de tikkende tijdbom. Ergens – maar waar?- in een overvol sportstadion bijvoorbeeld is een tijdbom verstopt en we hebben een verdachte op de korrel. Het geschetste dilemma is dan de keuze tussen duizenden doden of een verdachte (een beetje) martelen. Twee reacties op dit zogenaamde dilemma, een principieel ethische: Het is geen dilemma want er mag simpelweg nooit gekozen worden marteling om iets uit iemands hoofd te krijgen want dan is het eind zoek. Een meer pragmatisch tegengif tegen deze giftige over simplificatie van het dilemma zou zijn: Zolang niet zeker is dat er een bom, geplaatst is, dat we een verdachte hebben die de nodige en juiste informatie heeft en dat die ook door marteling die informatie prijs zal geven en we vermoedelijk ook geen effectieve martelaar hebben want dat kan alleen een psychopaat zijn, moeten we van martelen afzien. Dan kan je variëren met de grote van de groep van verdachte van één tot honderd bijvoorbeeld en dan heb je nog de kans dat je de race tegen de klok toch verliest.

In het recente Apple versus de FBI zaak lijkt het dilemma, if any, nog simpeler te liggen.timebomb

Zie voor een korte schets van de situatie die bericht van de NOS van 20 februari 2016. Hier komt er geen mens of geen marteling aan te pas, de hier benodigde cruciale informatie “om erger te voorkomen” zit in een klein doosje van Pandora, de Apple IPhone van een terrorist. De technische details zal ik u besparen, dat klinkt stoer maar ik begrijp ze zelf natuurlijk ook niet. Ik begrijp dat Apple stelt, en Google en Microsoft steunen Apple daarbij, dat het creëren van een achterdeur om bij geheime encrypted /versleutelde informatie in de IPhone te komen op zich ook weer grote veiligheidsrisico’s met zich mee brengt.  Als die techniek en codes rond dat “achterdeurtje” in verkeerde handen valt, kunnen kwaadwillenden zich toegang verschaffen tot elke iPhone. Hier zou de overheid/FBI een soort tantaluskwelling moeten doorstaan, de oplossing is zo dichtbij, maar we kunnen er toch niet bij,  ten behoeve van het hoger goed, het voorkomen dat overheden binnen dringen tot onze “extern opgeslagen gedachten”, nu niet door marteling maar door ICT techniek. De overheid als cybercrimineel. Ook op dit punt waarschuwde de overheid ons juist voor dit soort criminelen maar we mogen ons ook niet te goed beschermen, zo vindt de FBI dus en de rechters in de VS geven de FBI hier gelijk net als de oud minister Opstelten. Die laatste wil(de) ons ook bij wet verplichten onze versleuteling af te staan en zelfs bij wet toelaten dat de overheid onze veilig opgeborgen data mag hacken. Zo heeft een overheid geen marteling, met al die daarbij behorende ethische dilemma’s meer nodig, om in te breken in onze hoogte persoonlijke gedachtewereld. Opstelten

Dan kies ik toch liever voor die incidentele schade van een echte fysieke inbraak thuis of een hack van mijn pc of smartphone boven het grotere kwaad van een overheid aan wie ik mijn huissleutel en mijn ICT versleuteling en dus mijn gehele privacy, moet afgeven.

 

 

 

 

 

 

 

Ik wens u allen in 2016 veel broederschap toe.

De feestdagen liggen weer achter ons. Velen hebben weer even de rust gehad om de waarde te ervaren van innige verbondenheid. De dagen rond Broederschapkerst en oud en nieuw bieden ook de gelegenheid bij uitstek, om meer aandacht te schenken aan samen zijn en verbondenheid. Dan zijn er de kersttoespraak van de koning, fijne moralistische kerstfilms en de oudejaarsconference die dit jaar ook weer diepgang had en tot nadenken dwong. Voor mij kwam daar ook Frans Timmermans bij. Timmermans, thans vicevoorzitter van de Europese commissie moest ook gedacht hebben dat zijn manifest “Broederschap” maar het beste rond deze contemplatieve tijd kon worden uitgebracht. Eerlijk gezegd had ik de presentatie van zijn “pleidooi voor verbondenheid” in de Wereld draait door van 9 december jl. en in Het Buitenhof van 20 december jl. gemist. Ik kreeg het boekje van mijn zus als verjaardagscadeautje. In de winkel € 5 slechts, een must voor iedere betrokken burger, de opbrengst komt ten goede aan Vluchtelingen Werk. Zaterdag 2 januari jl. trof ik in het NRC een essay aan van Bas Heijne “Niet langer verbonden” dat naadloos aansluit op “Broederschap”.

Onze koning benadrukte het belang van vrijheid in zijn kersttoespraak. Frans Timmermans begint zijn manifest “Broederschap” ook met vrijheid maar laat daar die andere twee begrippen uit de Verlichting: gelijkheid en broederschap direct op volgen en haalt daarbij Victor Hugo aan, bekend van Les Misérables en De klokkenluider van de Notre Dame. Hugo noemde vrijheid een recht, gelijkheid een feit en broederschap of solidariteit, een plicht. Hugo noemde deze drie begrippen de drie treden naar het hoogste podium. In Timmermans pleidooi voor verbondenheid, lees ik verder dat volgens de Franse schrijver en filosoof Albert Camus het enige wat de mens van dieren onderscheidt het vermogen is om de wereld door de ogen van een ander te zien, het empathisch vermogen dus.

FinkersHerman Finkers zag dat vermogen van de mens graag wat vaker geactiveerd worden, zo begreep ik uit zijn versregel: “Zwetsen als een kip zonder kop o, wat knapt een mens daar van op.” De plicht tot solidariteit, zoals Victor Hugo dat stelde, brengt volgens Timmermans met zich mee dat wanneer iemand als een kip zonder kop zwetst, je hem of haar daarop moet aanspreken. Hoe kom je tot die opvatting? Loop er niet onverschillig aan voorbij, toon verbondenheid. Door geïnteresseerd en betrokken te blijven in andermans mening, door met die ander een gesprek aan te gaan, voorkom je uitsluiting en isolement en bevorder je begrip voor elkaars opvattingen ook al blijven die mogelijk verschillen. “Land van 1000 meningen” is niet voor niets de eerste regel van “15 miljoen mensen

Zowel Finkers als Timmermans belijden dat het gevaar niet in het meningsverschil zelf schuilt (zie de mooie vergelijking van Finkers tussen Godsdienst en Kinderen, link werkt niet meer) maar in het onvermogen verbondenheid te tonen, de wereld door de ogen van die ander te zien. Nederland heeft behoefte aan meer broederschap en minder groepen van “Boze burgers”. Ik wens u allen in 2016 veel broederschap toe.

JudasNa het afronden van dit stuk mocht ik van mijzelf het boek uitlezen dat ik bijna uit had: “Judas” van Amos Oz. Na het uitlezen, keek ik de Buitenhof uitzending weer eens terug met het interview met Oz . Wat bleek; ook Oz hield daar een pleidooi voor “inleving”,  het verplaatsen in de ander, nieuwsgierigheid.  Het zijn geen nieuwe ideeën maar daarom niet minder waar.

Angst en Woede over Sesamstraat, Zwarte Piet en Vluchtelingen

Gisteren weer zo’n mooie aflevering van de VARA serie De Strijd gezien over de verzuilde media van vroeger en ook gisteren weer een woede uitbarsting van het volk nu over het verbannen van Sesamstraat naar een themakanaal op het internet.  Vandaag, zaterdag 7 november ook weer de column van Tommy Wieringa gelezen, terwijl op de radio zijn nieuwe boek ‘Honorair Kozak’ werd besproken. In de column signaleert hij het verschijnsel dat mensen die de asielzoekers agressieve seksmaniakken noemden vrouwelijke insprekers verkrachtingen toewensten, gemeenteambtenaren molesteerden en auto’s van van plaatselijke politici in brand staken. Misschien moet ik toch maar naar “Son of Saul”. Kortom ik dacht laat ik mijn column gepubliceerd op de site van De Stellingwerf (niet abonnees kunnen inloggen met een Facebook account) ook maar met deze inleiding op deze site zetten.

De Duivel en de Zuilen

 De Strijd

Wat is dat toch met die Boze burger? Ieder gevoel voor nuance lijkt weg en compromissen zijn nederlagen voor het ene of het ander kamp. Meningsverschillen worden gekoesterd en heftig, boos en verongelijkt uitgedragen. Zelfs het bedreigen van anders denkenden wordt niet geschuwd. Of het nu om het afschieten van verwilderde katten, zwarte piet of vluchteling gaat. De samenleving is gepolariseerd. De vluchtelingendiscussie is een schrijnend voorbeeld. Hoe komt het nu dat die veel grotere stroom van vluchtelingen in jaren 90 lang niet zoveel problemen en heftige botsingen opriep. Onderzoekers kunnen nog geen goede wetenschappelijke verklaring vinden voor deze omslag. Ik doe hier een poging tot een (niet- wetenschappelijke) verklaring. Nederland is massaal aan het puberen geslagen. De pubers zetten zich af en maken zich los van wat we nu aanduiden als: de elite, de Gutmensch, de linkse kerk of geef het maar een naam.

Met het wegvallen van de zuilen is ook het gezag van de leiders, die voortkwamen uit die zuilen, de arbeidersbeweging, de katholieken en protestanten, verdwenen en is de burger, het kiezersvolk op drift geraakt. Natuurlijk zijn er ook na het wegvallen van de zuilen genoeg politieke idealen uit te dragen en te ontwikkelen. En het gezag dat nodig is om die idealen te kunnen verwezenlijken zal meer en meer moeten komen uit collectieven en gemeenschappen. AIOm in opvoedtermen te blijven “it takes a village to raise a child”. Maar de politiek heeft onvoldoende nieuw gezag georganiseerd en koos ervoor vriendjes te worden met hun puberende kiezersvolk, een fout die veel ouders van nu ook maken. Als krampachtige “twitteraars” op zoek naar vele volgers of nog dramatischer: de politiek verkocht haar ziel aan de kiezer. En daardoor bepaalde de kiezer de politieke agenda, van dag tot dag daar waar de politiek draagvlak hoort te zoeken voor politieke vergezichten in de kleur van de desbetreffende partij, die stip aan de horizon waar de politicus zijn aanhang naar mee wil voeren. Van welke stroming men ook is, dat zal ook een rechtvaardige samenleving moeten zijn, met behoud menselijke waardigheid, in binnen- en buitenland. Zodat de politicus ook hier kan uitdragen: “Wir schaffen das”, we gaan die asielzoekers, nu ze hier zijn, menswaardige opvang bieden, desnoods alleen zolang ze niet terug kunnen.

Aboutaleb for President!

Alleen t.b.v. mijn tweet van 16 oktober jl. twee verwijzingen naar twee voorbeelden:

Zijn optreden gisteren: Inspraak avond AZC Locatie

Zijn bijdrage aan de overeenkomst tussen Turken en Koerden in Rotterdam: Akkoord tussen Turken en Koerden in Rotterdam

Begin Blog

Vanmorgen, 11 oktober 2015, heeft Burgemeester Aboutaleb mijn hart gestolen met zijn bijdrage aan de OVT radio uitzending, met het thema: “Tussen droom en daad”.

Aboutaleb

Beluister het gesprek met Burgemeester Aboutaleb alstublieft in zijn geheel door hier te klikken en vervolgens op het Speaker icoontje midden op de foto van Aboutaleb, dan op het “pauze knopje” onder voortgangsbalk, die balk schiet dan naar naar 26 min. 10 sec. en dan kunt u op “play” drukken, soms nog eens. Daar had ik zelf even moeite mee vandaar deze uitgebreide uitleg.

Het gesprek begon met een bespreking van zijn essay, dat hij schreef voor de Maand van de geschiedenis, zie hier

Een bestuurder met lef en verantwoordelijkheidsbesef

Maar ik wil hier beginnen met het slot, omdat Aboutaleb zich daar zo’n dapper en verantwoordelijk bestuurder toont en omdat wat hij daar zegt zo actueel is.  Ik probeer hem te citeren:

“Ik ga volgende week de locatie bekend maken waar in Rotterdam een asielzoekerscentrum wordt gebouwd en dan kun je naar de mensen toegaan om te vragen: Wat vindt u daar nu van? Ik weet niet of je mensen moet opzadelen met de vraag, wat vindt u daar nu van. Ik ben veel meer voornemens om tegen de mensen te zeggen: Wilt u morgen komen helpen, wilt u morgen de mouwen opstropen, ik heb u nodig, deze mensen hebben u nodig, wilt u a.u.b. meehelpen. Dat is een andere vraag dan wanneer je naar de mensen toegaat met die vraag, dat verhaal dat impliciet een vorm van angst inhoudt”

Treffender kan je niet verwoorden dat het hier toch vaak aan bestuurlijk lef ontbreekt. Het lijkt zo democratisch die inspraak, maar het is ook een weglopen bij eigen bestuurlijke verantwoordelijkheid.

En dan kom ik weer terug op mijn stokpaardje, wij hebben die bestuurders, getrapt weliswaar, via onze vertegenwoordigende democratie de opdracht gegeven om te besturen, om moeilijke beslissingen te nemen.

Zie daarover mijn eerdere blog “De wil van het Volk of de Volksvertegenwoordiging”

Opvallend tijdens dit interview was dat de antwoorden van Aboutaleb door het publiek goed op waarde werden geschat en meerdere keren werden beloond met spontaan applaus, daar waar de interviewers meer bezig leken met hun volgende  vraag.

Nog wat citaten:

Over zijn 2 paspoorten.

Na bespreking van het essay, een Rotterdamse variant op dat overbekende “Achterhuis”, haalt hij de Tweede Wereldoorlog weer aan. Hij stelt vast dat Rotterdam door zovelen van buiten Rotterdam, de geallieerden, is bevrijd en dat tegelijkertijd ook 23.000 Nederlanders zich aansloten bij de Waffen SS. Hij noemt dat een treffend, of zo u wilt schrijnend voorbeeld van hoe weinig het dragen van een paspoort van een land zegt over de loyaliteit aan dat land. Aboutaleb draagt er twee en als het aan hem ligt, tot zijn dood.

Over de “Dikke Ik” van Rutte:

Er is veel meer “Wij” dan “Ik” in de samenleving. Aboutaleb ziet dat dagelijks bevestigd, zo noemt hij een bijeenkomst van gisteren van vrijwilligers van de voedselbank. “Ik” staat voor zwak, weinig, voor eenzaamheid. “Wij” staat voor de kracht van samenleving. Hij haalt een mooi Afrikaans spreekwoord aan dat hij aantrof op het vliegveld van Johannesburg: “Als je snel wilt gaan, ga alleen. Als je ver wilt komen, ga dan samen”. Daar gaat het om in het leven.

Diep geraakt

Aboutaleb toonde zich diep geraakt toen hij een deelnemer aan een discussieprogramma hoorde zeggen: “Ik heb ze niet uitgenodigd en het geld is op.” Hij herhaalt die opmerking, om hem goed door te laten dringen bij zijn gehoor en merkt dan op: “Rotterdam weet wat is om bevrijd te worden door mensen die niet zijn uitgenodigd, die weet wat het is om voedseldropping te krijgen van “anderen”.

Er is inderdaad veel meer “Wij” dan “Ik” in de wereld al zal je dat niet altijd zeggen, na het zien van het NOS Journaal.

Gelukzoeker als Geuzennaam

Aan het slot relativeert Aboutaleb de huidige “vluchtelingencrisis” door te verwijzen naar de toestroom van vluchtelingen in de jaren ’90 van de vorige eeuw, toen hij nog voorlichter van minister Hedy d’Ancona  was en staatssecretaris Aad Kosto  die ondankbare portefeuille had die Klaas Dijkhoff nu heeft. Toen kwamen er 90.000 asielzoekers Nederland binnen, veel meer dan nu. Aboutaleb vraagt zich hardop af wat van die mensen is geworden, zijn zij een probleem geworden, hebben zij  zich verspreid over Europa, over de rest van de wereld? De vraag stellen is hem beantwoorden. We noemen ze nu beschuldigend “gelukzoekers” alsof je geen gelukzoeker mag zijn. Ik, zegt Aboutaleb, ben waarschijnlijk een van de bekendste gelukzoekers van Nederland. Gelukzoeker als Geuzennaam.

Hoe is dat zo gekomen?

In die mooi grote boekhandel in Sneek aan de Kruizenbroederstraat kocht ik laatst het dichtbundeltje “111 Hopla’s” van Judith Herzberg, dochter van Abel Herzberg. Vader Herzberg, advocaat en schrijver, overlever van het kamp Bergen-Belsen. Ik citeerde hem onlangs nog in mijn stuk: “De rechtstaat in het licht van de meidagen”  ik schreef daar: In een gemengd gezelschap van Joden en christenen antwoordde Abel Herzberg op de vraag van een Joodse vrouw: ‘Wat moeten wij doen om te voorkomen dat onze kinderen weer slachtoffers worden?’ ‘Dat is het probleem niet, mevrouw. Het probleem is hoe wij kunnen voorkomen dat onze kinderen beulen worden.’

111 Hopla's

Die dichtbundel van Judith Herzberg begint met de volgende ultra kort gedicht, door Judith Herzberg “Hopla’s” genoemd:

VRAAG

Hoe is dat zo gekomen

van altijd komen slapen

tot nooit meer willen zien

Al zou deze vraag maar in een of andere vorm opkomen bij al die “in vechtscheiding liggende partners”, wat zou er dan al veel gewonnen zijn. Dat inzicht vereist volgens mij ook geen uitzonderlijke wijsheid à la vader en dochter Herzberg, inlevingsvermogen volstaat. Literatuur, lezen, verhalen, helpen wel bij het ontwikkelen van dat vermogen, empathie. Of populairder gesteld: “over je eigen schaduw stappen”

In een column van Jannetje Koelewijn in het NRC las ik het volgende verslagje van een soort “vechtscheidingspraatsessie”, waar een Rebecca zegt: “Ik heb er een gewoonte van gemaakt om ja te zeggen. Weekend ruilen? Ja.  Kids ophalen?  Ja. Onverwachts mee naar oma? Ja.” “En dat help?” wordt vanuit de groep gevraagd. Rebecca: “Na tien keer gaat hij ook ja zeggen.”

Vechtscheiding

Ik maak mij wijs dat die Rebecca ook op een of andere manier met die vraag: “Hoe is het zo gekomen? ” heeft gespeeld en inderdaad niet koos voor vechten maar voor meebuigen als het riet. Dat klinkt als mee- of toegeven en dus als nederlaag. “All is fair in love and war”, maar de kinderen van Rebecca zitten niet te wachten op een overwinning van moeder en een nederlaag van vader.

Als olifanten vechten of de liefde bedrijven, wordt het gras vertrapt. Natuurlijk is híj éen borderliner, zíj een narcist, dat ziet toch iedereen! Ooit zouden ze lief en leed delen, nu brengen ze slechts leed toe. Hoe is dat zo gekomen?

Ben ik mijn broeders hoeder

“Ben ik mijn broeders hoeder?” 

Nadat Kaïn zijn broer had doodgeslagen, zo lezen wij in het Bijbelboek Genesis, vraagt God hem waar zijn broeder is. Kaïn antwoordt dan met de vraag: “Ben ik mijn broeders hoeder?”

Of volgens de “Biebel in et Stellingwarfs: “Moet ik seins op mien breur passen?” (4:9)

Brigitte-Maria-Mayer-Kain-und-Abel1-728x429

Later werd die Bijbelse vraag meer gezien als een soort “ieder voor zich en God voor ons allen”. Maar wanneer wordt de zorg voor een ander, voor andermans belangen, een plicht? Die (rechts)vraag moest de rechter ruim honderd jaar geleden beantwoorden in de voor juristen klassieke zaak, “de Zutphense waterjuffer”.

In de nacht van 4 op 5 januari 1909 vroor het zo hard in Zutphen, dat op een zolder een waterleiding knapte. Het vrij gekomen water stroomde een zolder van een naastgelegen pand binnen alwaar een leervoorraard was opgeslagen. Die leervoorraad zou ernstige waterschade oplopen. Dat kon voorkomen worden door de hoofdkraan dicht te draaien. Die bevond zich echter in het perceel van de buren. Daarom smeekte de eigenaar van de leervoorraad, zijn buurvrouw, die hoofdkraan dicht te draaien. De buurvrouw vertikte dat. De eigenaar van de leervoorraad sprak zijn buurvrouw aan tot betaling van zijn schade van maar liefs fl. 9,45. Er werd tot de Hoge Raad (HR) doorgeprocedeerd. De HR kon echter geen geschreven regel vinden op grond waarvan de buurvrouw aansprakelijk gesteld kon worden voor de waterschade.

Sindsdien is er veel veranderd in het recht. Dat “ieder voor zich” gedrag wordt zelden meer geaccepteerd. De maatschappij is nu veel complexer, het maatschappelijk rechts)verkeer veel intenser. Daarom moeten we meer en meer rekening met elkaar houden om botsingen te voorkomen. En als de verhoudingen niet gelijk zijn, wordt zeker van de sterkere partij verwacht, dat hij ook rekening houdt met onoplettendheid, onvoorzichtigheid en ondeskundigheid van de ander. Dat “rekening houden met ” wordt tegenwoordig “zorgplicht” genoemd. Financieel adviseurs, maar ook andere deskundigen moeten ons behoeden voor al te onbezonnen beslissingen. Nu hoor ik u al denken: “Lekker makkelijk, hoeven wij zelf dan niet meer na te denken?” Als er inderdaad een te zware zorgplicht op bv. de banken wordt gelegd zal uw vraag door de banken, vertwijfeld met die wedervraag van Kaïn beantwoordt worden: “Ben ik mijn broeders hoeder?”

Het gerijpte (Zwarte Pieten-) proces

Ongeveer een jaar geleden schreef ik een column met de naam “Een column over een column“. Ik had net een artikel in een vakblad gelezen, getiteld  “Het gerijpte proces” , geschreven door Vincent van den Brink, in het dagelijks leven, raadsheer/rechter bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het “Zwarte Pieten debat” deed mij weer denken aan dat mooie artikel van Van den Brink.

Met de burgemeester van Amsterdam, Eberhard van der Laan, hoopte ik dat het na de uitspraak van de Raad van State (12 november 2014) over die uit de hand gelopen Zwarte Pieten discussie, het gauw weer “gezellig” zou worden. De burgemeester en indirect ook de redacteur van “De Correspondent”, Daan Windhorst in zijn stuk:  “15 dingen die je niet moet vergeten in het Zwarte Pietendebat” , roepen de betrokken partijen eigenlijk op tot iets meer empathie Daar is tijd voor nodig, het proces moet rijpen, voor men in zo’n heftig debat waarin beide partijen (aanvankelijk?) overtuigd zijn van hun moreel gelijk, in staat zijn, met enige welwillendheid naar de ander te kijken. Daarom voer ik hier, met dank aan Vincent van den Brink, via mijn column, rechter Bridoye, ten tonele, een romanfiguur uit een boek van François Rabelais (Franse schrijver 1494-1553).

Gargantua-y-Pantagruel-Rabelais-Francois-9789706666192

Rechter Bridoye moest zich voor zijn collega’s verantwoorden omdat hij een onbillijk vonnis had gewezen en daar ook nog veel te lang over had gedaan. Over te trage rechtspraak wordt dus al eeuwen geklaagd. De bekritiseerde rechter verdedigt zich met een beroep op zijn ouderdom. Hij is door de jaren slechtziend geworden en kan daarom de ogen van dobbelstenen niet goed meer zien. “Welke dobbelstenen?” vragen zijn collega’s verbaasd. Antwoord: “De dobbelstenen van het recht”. Wat blijkt, Bridoye, dobbelt voor beide partijen per stap in de procedure, en uiteindelijk wint de partij met de meeste punten. Bekomen van de verbazing, vragen de collega’s van Bridoye, waarom dan toch al die lange termijnen? Als belangrijkste reden noemt hij dan, dat een proces pas beëindigd kan worden als het rijp is. De tijd is vader van de waarheid. Partijen zullen zich ook gemakkelijker schikken in het oordeel der dobbelstenen wanneer het vonnis lang op zich heeft laten wachten. Dit beeld wordt door Van den Brink opgepikt. De meeste procespartijen, zo stelt Van den Brink, beginnen een procedure met de volle overtuiging dat het gelijk aan hun zijde staat. Tenminste een van hen zal echter aan het einde van die procedure ondervinden, dat die overtuiging niet (volledig) juist was. Beide partijen gaan zich allengs, gedurende de procedure, realiseren dat hun gelijk minder vanzelfsprekend is. De verliezer zal een afwijzend oordeel, per kerende post ontvangen, moeilijk kunnen accepteren, zeker wanneer hij zich onvoldoende gehoord acht. Met het recht moet zorgvuldig en bedachtzaam omgesprongen worden, in het belang van onze rechtsstaat. Het blijft een zegen dat het gros van alle juridische conflicten eindigt in een uitspraak die ook door de verliezer grootmoedig wordt aanvaard. En ja, rechters zijn ook mensen dus ja, rechtspraak houdt iets van een dobbelspel