Ongeveer een jaar geleden schreef ik een column met de naam “Een column over een column“. Ik had net een artikel in een vakblad gelezen, getiteld “Het gerijpte proces” , geschreven door Vincent van den Brink, in het dagelijks leven, raadsheer/rechter bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het “Zwarte Pieten debat” deed mij weer denken aan dat mooie artikel van Van den Brink.
Met de burgemeester van Amsterdam, Eberhard van der Laan, hoopte ik dat het na de uitspraak van de Raad van State (12 november 2014) over die uit de hand gelopen Zwarte Pieten discussie, het gauw weer “gezellig” zou worden. De burgemeester en indirect ook de redacteur van “De Correspondent”, Daan Windhorst in zijn stuk: “15 dingen die je niet moet vergeten in het Zwarte Pietendebat” , roepen de betrokken partijen eigenlijk op tot iets meer empathie Daar is tijd voor nodig, het proces moet rijpen, voor men in zo’n heftig debat waarin beide partijen (aanvankelijk?) overtuigd zijn van hun moreel gelijk, in staat zijn, met enige welwillendheid naar de ander te kijken. Daarom voer ik hier, met dank aan Vincent van den Brink, via mijn column, rechter Bridoye, ten tonele, een romanfiguur uit een boek van François Rabelais (Franse schrijver 1494-1553).
Rechter Bridoye moest zich voor zijn collega’s verantwoorden omdat hij een onbillijk vonnis had gewezen en daar ook nog veel te lang over had gedaan. Over te trage rechtspraak wordt dus al eeuwen geklaagd. De bekritiseerde rechter verdedigt zich met een beroep op zijn ouderdom. Hij is door de jaren slechtziend geworden en kan daarom de ogen van dobbelstenen niet goed meer zien. “Welke dobbelstenen?” vragen zijn collega’s verbaasd. Antwoord: “De dobbelstenen van het recht”. Wat blijkt, Bridoye, dobbelt voor beide partijen per stap in de procedure, en uiteindelijk wint de partij met de meeste punten. Bekomen van de verbazing, vragen de collega’s van Bridoye, waarom dan toch al die lange termijnen? Als belangrijkste reden noemt hij dan, dat een proces pas beëindigd kan worden als het rijp is. De tijd is vader van de waarheid. Partijen zullen zich ook gemakkelijker schikken in het oordeel der dobbelstenen wanneer het vonnis lang op zich heeft laten wachten. Dit beeld wordt door Van den Brink opgepikt. De meeste procespartijen, zo stelt Van den Brink, beginnen een procedure met de volle overtuiging dat het gelijk aan hun zijde staat. Tenminste een van hen zal echter aan het einde van die procedure ondervinden, dat die overtuiging niet (volledig) juist was. Beide partijen gaan zich allengs, gedurende de procedure, realiseren dat hun gelijk minder vanzelfsprekend is. De verliezer zal een afwijzend oordeel, per kerende post ontvangen, moeilijk kunnen accepteren, zeker wanneer hij zich onvoldoende gehoord acht. Met het recht moet zorgvuldig en bedachtzaam omgesprongen worden, in het belang van onze rechtsstaat. Het blijft een zegen dat het gros van alle juridische conflicten eindigt in een uitspraak die ook door de verliezer grootmoedig wordt aanvaard. En ja, rechters zijn ook mensen dus ja, rechtspraak houdt iets van een dobbelspel