‘Verkiezingen zijn niet democratisch’

Hoe kan dat nu? Verkiezingen en democratie vormen toch een onlosmakelijke twee-eenheid?

Van links en rechts komt er echter meer en meer kritiek op de rol van de verkiezingen in davidons democratisch bestel. De meest bekende tegenstander van verkiezingen op dit moment is de cultuurhistoricus, archeoloog en schrijver, David van Reybrouck. Hij spreekt, in zijn boek of pamfet “Tegen Verkiezingen”,  in dit verband van electoraal fundamentalisme.  Dat is “het onwrikbare geloof dat geen democratie denkbaar is zonder verkiezingen, dat verkiezingen de noodzakelijke, stichtende voorwaarde zijn om van een democratie te kunnen spreken. Electorale fundamentalisten weigeren verkiezingen te zien als een methode om aan democratie te doen, maar beschouwen ze als een doel op zich, als een heilig beginsel met intrinsieke, onvervreemdbare waarde. ”Ja, veel ronkende zinnen in dat pamflet van hem, maar ze pakken. In een korte schets die Van Reybrouck geeft van de ontwikkelingen na de absolute vorsten, na het ancien régime en na de Amerikaanse Revolutie, laat hij zien hoe de aristocratie met name  de wetgevende macht overnam van die alleen heersende vorsten. “Het parlementarisme (van het Franse “parler” praten, ja net zo lang praten, volgens Van Reybrouck, te men het eens was, edv) was het antwoord van de laatachtiende-eeuwse burgerij op het absolutisme van het ancien régime.” Het stemgerechtigde volk, lees een betrekkelijk kleine groep stemgerechtigde die tot de elite behoorde, koos zijn vertegenwoordigers, die men gerust nog de aristocratie kan noemen. Van Reybrouck beschrijft dan de ontwikkeling naar wat in Nederland de verzuiling is gaan heten, met de daarbij behorende politieke groeperingen. Nou en de rest is geschiedenis, waarop ik straks nog kort terug kom.

ankersmitDeze, door Van Reybrouck  beschreven visie, meende ik na oppervlakkige lezing ook te herkennen in een stuk van de emeritus hoogleraar intellectuele geschiedenis in geschiedtheorie,  Frank Ankersmit, in het NRC van 27 januari 2017.  In zijn geschiedenis les beschreef hij min of meer dezelfde ontwikkeling ongeveer zo. In de late Middeleeuwen riep de vorst de Staten-Generaal bijeen, waarin toen alleen nog de oude, niet gekozen, aristocratie vertegenwoordigd was, de adel, de geestelijkheid en de regenten uit de steden en provincies. Die vertegenwoordigers van de steden en provincies konden pas afspraken maken met de vorst na toestemming van hun achterbannen. Er werd toen dus nog ná ruggespraak en mét last van de achterban beslist door de “volksvertegenwoordiging”.

vergadering_staten-generaal_1651_binnenhof_large

Veel later, nadat de Gewesten of Provincies hun soevereiniteit verloren hadden en de eenheidsstaat Nederland was ontstaan met verschillende politieke stromingen, mochten de volksvertegenwoordigers juist niet meer “met last en ruggespraak” hun achterban vertegenwoordigen. Zeker gesteld moest worden dat die gekozen volksvertegenwoordigers geheel vrij waren om naar eigen inzicht, na debat in het parlement, hun keuzes te maken, zonder last of ruggespraak.

Pas toen ik een reactie op zijn stuk las van de hand van Thomas Fossen, universitair docent politieke filosofie, in het NRC van 3 februari 2017, ontdekte ik een tendens. Fossen schrijft: “Ankersmit drijft de zaak op de spits (waar hij van de volksvertegenwoordiger, die zonder last of ruggespraak opereert, zegt, edv), ‘als of in een rechtszaak je advocaat tegelijk je rechter is. De wereld van Kafka.’ Op zich is dat wel een aardige vergelijking, de volksvertegenwoordiger als advocaat van de kiezer. Beiden zijn zij, tot op zekere hoogte “Dominus litus”, meester of leider van het (wetgevings)proces. Ook ik voel me als advocaat nooit de “buikspreekpop” bediend door mijn cliënt. Maar terug naar Ankersmit,  Fossen beschuldigt Ankersmit ervan, wat op de populistische toer te gaan. Op de verkiezingsdag zelf kan het volk (demos) zich nog de baas wanen, maar de dag daarna bepalen de volksvertegenwoordigers wat goed is voor het volk, lijkt Ankersmits lijn. De lijn van het “Partijkartel” van het door Thierry Baudet en zijn partij Forum voor Democratie. En ja, Ankersmit zit in de Raad van Advies van die partij en is ook lijstduwer.baudet

Maar er is toch echt bewust gekozen om van de volksvertegenwoordigers geen “Geen Piel”- doorgeefluiken of papegaaien te maken, zonder eigen mening of ideeën. Ook wij kozen na de Revoluties voor een representatieve democratie, waarbij het volk door een gekozen volksvertegenwoordiging wordt vertegenwoordigd in het parlement. In het parlement vinden de botsingen van meningen plaats, des choques des opinions en met enig geloof in dialectiek en vruchtbare beraadslagingen moet daaruit een weloverwogen besluit kunnen voortkomen, is/was de gedachte.

Dat geloof en vertrouwen was tot en met het tijdperk Wiegel en Den Uyl vrij groot.

uyl-en-wiegel

In het nog sterk verzuilde Nederland van na de Tweede wereldoorlog vertrouwde de socialistische, de christelijke en liberale kiezer hun vertegenwoordigers uit dezelfde zuil nog een vrij mandaat toe om namens hun, “zonder last of ruggespraak”, te stemmen. Maar met het verdwijnen van de oude zuilen en de oude ideologieën is dat vertrouwen verdwenen en ook de onderlinge lotsverbondenheid binnen die verschillende oude zuilen.

Het volk ging de volksvertegenwoordiging meer en meer zien als de nieuwe aristocratie, de elite die niet met, maar voor het volk besliste.

Ideologische veren werden afgeschud het neo-liberale denken kwam op. “Er was een ware explosie aan media. Kijk- en luistercijfers wonnen buitensporig aan belang, ze werden de dagelijkse aandelenkoersen van publieke opinie.” In grote stappen komt Van Reybrouck tot de hedendaagse “fel gemediatiseerde strijd om de gunst van de kiezer.” En daar kwamen de sociale media dan nog bij, zie Trump. De democratie is verworden tot verkiezingen en “Elections are just a beauty contest for ugly people” zo citeert Van Reybrouck Michael Hardt.

Van Reybrouck komt in zijn boek of pamflet “Tegen Verkiezingen” met een revolutionaire oplossing, hoewel revolutionair, hij gaat terug naar de oude Griekenland waar de meeste bestuursfuncties ooit door loting werden toegewezen.democratieathene

Een jaarlijkse loting bepaalt of je bestuurder of bestuurde bent. Loting als nieuw en beter mandaat voor de volksvertegenwoordiging. De “ingelote” burger hoeft zich niet druk te maken om zijn (her)verkiezing, kan echt vrij beraadslagen binnen het parlement. Op plaatselijk niveau zijn goede ervaringen opgedaan met zo’n burgeroverleg voorzichtig de vorm van de bekende G100, G500 en G 1000. En terwijl ik dit schrijf en bijwerk, zie ik op Nieuwsuur een item : “Ierland wil met burgertop een brug slaan naar politiek” juist over dit onderwerp, over expirimenten met een burgertop, een “Citizens’ Assemblee”. Morgen gaat Nieuwsuur door op dit onderwerp van bottom up benaderingen, met een reportage vanuit de gemeente Hollands Kroon waar ze ook al heel ver zijn met o.a. zelfsturende teams”. Dus waar wachten we op betrek de burgers meer en directer bij de beslissingen die hen aangaan, bijvoorbeeld door hen “in te loten” in de “beslissingsmacht”. Misschien vertrouwen we, net als de Grieken destijds, onze door loting aangewezen buurvrouw of buurman of willekeurige ander de (wetgevende) macht wel toe.

Wat je vindt mag je houden

Laat dat het motto worden voor 2017. En dan bedoel ik niet het “vinden” in juridische zin. Wat je vindt op straat mag je niet zomaar houden. Op de gemeentesite vindt u onder “Gevonden Voorwerpen” de instructie: “Hebt u een voorwerp gevonden, dan moet u aangifte doen in de gemeente waar u het voorwerp gevonden hebt.” Wordt het voorwerp niet binnen een jaar opgeëist dan wordt u eigenaar.

download

Maar met de verzuchting “Wat je vindt mag je houden” verwijs ik naar die originele invulling die Claudia de Breij in haar Nieuwjaarsconference gaf aan die ook in 2016 veel besproken en bevochten “vrijheid van meningsuiting”. Claudia had zichzelf een jaar lang vrijgegeven, van de plicht steeds maar haar mening te uiten bij “Pauw”, “DWDD” of “Humberto”. “Moet Wilders wel of niet vervolgd worden?” Geen idee, veel mensen produceren bijna ter plekke een, dus niet weloverwogen mening. En direct worden daarmee twee kampen, de voors en de tegens gecreëerd, die elkaar op Twitter of elders als diehards Feyenoord- en Ajax Hooligans verbaal te lijf gaan.

In de oudejaarsshow van Claudia de Breij kwam vaak een vraag terug, dat was niet de vraag: Wat vindt jij daar nu van? Nee, zij begon haar verhalen over ontmoetingen, met vluchtelingen hier en in de regio steeds met de vraag; “Hoe is het met jou?” Zal ik toch eens iets vinden? Ik vond die oudejaarsconference van De Breij fantastisch. Naar aanleiding van haar succes werd zij door Coen Verbraak voor NRC Handelsblad geïnterviewd en in dat interview, gepubliceerd in het NRC van zaterdag, trof ik de volgende door Claudia uitgesproken wijsheid aan:claudia

“De sleutel tot de wereldvrede ligt erin dat je het niet met mensen eens hoeft te zijn om ze aardig te vinden.” Zullen we die open deur in 2017 maar weer eens keihard open trappen. Beschouw iemand met een andere mening niet meteen als tegenstander. Vraag hem hoe het met hem gaat. Toon eens belangstelling voor de mens achter die andere mening. En dan laat ik al die beschouwingen over de oorzaak van de kloof tussen “de gewone man” en de “elite”, arm-rijk, hoog-laag opgeleid onbesproken. Ik wens u voor 2017 veel onbevangen belangstelling toe voor de mens achter die andere mening.

“Laten we ze gewoon doodgaan?”

“Want dat is wat er gebeurt. We stoppen met reddingsoperaties omdat ze vluchtelingen zouden aanmoedigen om deze gevaarlijke reizen te maken.” Erin Wilson van de Rijksuniversiteit Groningen, stelt het nog maar eens scherp. “Vijfduizend vluchtelingen verdronken het afgelopen jaar in de Middellandse Zee.” Later in het interview, o.a. gepubliceerd in de Leeuwarder Courant van vandaag, 21 januari 2017, corrigeert zij zich en zegt: ” Geen vluchtelingen. Geen moslims. Mensen.” wilson

Erin Wilson is eind vorig jaar toegelaten tot de Nederlandse Jonge Akademie een in 2005 door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) opgericht platform, waarin een aantal jonge excellente  wetenschappers verenigd zijn. Ze kijkt ernaar uit om “met andere jonge, gedreven wetenschappers samen te werken om de wereld een beetje beter te maken.” Misschien komt het door mijn leeftijd of door het feit dat ik twee studerende kinderen heb, hoe dan ook, ik word blij van dit soort gedreven wetenschappers. Zij is directeur van het Onderzoeksinstituut Religie, Conflict en het Publiek Domein en houdt in die hoedanigheid ook een blog bij; The Religion Factor.   In het interview gaat Erin in dieper in op de vraag wat religie eigenlijk is en hoe de scheiding tussen religie en politiek te maken is. Zo signaleert ze dat ook in 9-11Nederland voor “de 11 september aanslagen” nog werd gesproken over Marokkanen en Turken. Na die aanslagen werden dat “moslims”. Dat is politiek. “Religie is afhankelijk van de omgeving, van de mensen die erbij betrokken zijn, van de manier waarop je ernaar kijkt.” Meer en meer wordt religie in het seculiere Europa de uitzondering en lijken atheïsten steeds fundamentalistischer te worden. Zie bijvoorbeeld het EO programma “Rot op met je religie” of het pamflet “Beminde ongelovige”  van Anna Provoost, besproken in mijn blog “He boiled for our sins“. Het verschil in kijk op religie komt ook tot uiting in de vluchtelingenkwestie. Aan de ene kant zijn het vooral religieuze organisaties die de eerste opvang van vluchtelingen regelen maar in Amerika zijn het juist de witte protestante evangelisten die een stop willen op moslimimmigratie.

Maar wat me toch het meest aansprak in dit interview was die verzuchting, “Laten we ze gewoon doodgaan?” Een vraag die ook geldt voor de burgers van Aleppo. Erin zegt het nog harder, eigenlijk willen we ze niet zien aanspoelen aan onze Europese kusten, die vluchtelingen, moslims, gelukzoekers of hoe we die medemensen ook noemen. Erin wrijft het in. “Ga ergens dood waar wij het niet zien, waar het niet ons probleem is en niet onze verantwoordelijkheid.”

A young migrant, who drowned in a failed attempt to sail to the Greek island of Kos, lies on the shore in the Turkish coastal town of Bodrum

Hoe hebben we dat geleerd om zo’n houding aan te nemen tegen onze medemensen?  Met al onze rijkdom en welvaart kunnen we de verontschuldiging uit “Die Dreigroschenoper van Kurt Weil en Bertolt Brecht:  “Erst kommt das Fressen, und dann kommt die Moral.” voor goed fatsoen niet meer gebruiken.  Die “Moral” hebben we toch steeds verder weg weten te drukken. Voor “Fressen” kwam ingebeelde angst in de plaats. En angst maakt egocentrisch, ik eerst, mijn gezin eerst, eigen volk eerst. We hebben zo veel te verliezen vindt vooral mijn generatie en de nog ouderen.

Mijn hoop is dan ook gevestigd op de jeugd, de jeugd van Groot Brittannië, die in de EU wilde blijven, de jeugd van de US die Trump niet lust, de jeugd voor wie de wereld toch meer en meer een global village is, voor wie de mensen uit Aleppo “dorpsgenoten” zijn, de jeugdige wetenschappers van de Jonge Akademie die ons de vragen voor kan houden die Erin Wilson stelt in het interview: “Wat is onze verantwoordelijkheid? Wat voor mensen willen we zijn? Vinden we het prima om mensen te laten doodgaan? Alleen de jeugd die niet bang is iets te verliezen, gewend is te delen, minder aan bezit hecht, zal minder bang zijn om onze welvaart te delen met die dorpsgenoten van ons mondiale dorp, de wereld.

World partnership. 3d image isolated on white background.

Ons buitenboord geweten

Zijn wij straks nog in staat, zelfstandig, weloverwogen beslissingen te nemen? Frans G. Bosman, cultuurtheoloog, cultuur-filosoof plantte deze vraag in mijn hoofd met zijn column “We outsourcen ons geweten.” Ik luisterde meteen anders naar het nieuws de afgelopen week: De minister Infrastructuur en Milieu wil een app die sms’en en appen in een rijdende auto onmogelijk maakt; de gemeente Amsterdam wil het maken van sissende geluiden richting vrouwen verboden stellen; huisartsen klagen over de protocolziekte van de inspectie; werkgevers willen garantie vooraf dat de fiscus de zzp’ers die ze inhuren niet toch als werknemer bestempelt.

Voor mij zijn dit allemaal recente voorbeelden van wat Frans Bosman het “outsourcen van ons geweten” noemt, het uitbesteden van onze beslissingen aan een systeem van protocollen, checklisten, beslismodellen, regels en apps ( there’s an app for that).

Al die voorgeschreven procedures versterken het idee dat alles wat niet verboden is dus ook moet kunnen. Alsof er geen, weliswaar toegestaan maar toch ongewenst gedrag bestaat. Maar dan kom ik weer op mijn stokpaardjes, het bevorderen van gemeenschapszin in tijden van ontzuiling en het bevorderen van empathie.Zie daarvoor o.a. mijn blog “De Tragedie van de Meenthe”  of het mooie stuk van Kees Vuyk in NRC van 4 december 2016 “Vertrouwen = interesse tonen + ruzie maken”.

We lijken geen beslissing meer te willen of te kunnen nemen zonder eerst een of ander buitenboord geweten te raadplegen. Alsof de zwembadmedewerker die legendarische paarse krokodil niet gewoon af kan geven. Alsof we niet allemaal beseffen dat appen en autorijden een levensgevaarlijke combinatie is.1429209668_bureaucratie_20_1_ Alsof die huisarts met zijn kennis en ervaring geen situaties kan herkennen waarin hij juist moet afwijken van die protocollen. Alsof het verschil tussen een echte zzp’er en een loondienstmedewerker in de meeste gevallen niet zonneklaar is. En ook die sisser gaat door het lint als hij hoort of ziet dat hun jongere zus zo wordt na gesist.

Met een beetje inlevingsvermogen (empathie) en gebruikmakend van ons gezond verstand, van onze kennis en ervaring, kunnen we vaak betere en liefdevollere beslissingen nemen dan wanneer we gebruik maken van al die papieren of digitale/virtuele checklists, beslisbomen, hulp apps en protocollen. Al die hulpmiddelen bieden vaak alleen een schijnzekerheid. De voorzitter van de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen zei in dit verband: “Het creëert huisartsen die het verstand laten varen en de protocollen laten zegenvieren”. Al die moderne systemen voorkomen wel foute beslissingen, maar omdat wij blind varen op die systemen komen we er niet meer aan toe – ook niet als de situatie daarom schreeuwt (zie de paarse krokodil)

paarse-krokodil

om zelfstandig eigen en vaak betere weloverwogen, menselijke beslissingen te nemen. Maar daar moeten we wel op blijven trainen, anders verleren we dat.

De Tragedie van de Meenthe

pictures-dieren-rundvee-melkvee2Deze tragedie komt steeds terug in verschillend verschijningsvormen. Deze avond, 16 november 2016  in 1Vandaag  hoorde en zag ik een verstandige boer, Jan Schoonman spreken over het koeien- en mestoverschot als gevolg van het afschaffen van het melkquotum . Eigenlijk gaf hij in een paar zinnen de essentie van de Tragedie van de Meente aan. Hij zei zoiets als:  “Het is bij het asociale af.” Hij koos er na de afschaffing van het melkquotum voor, niet massaal uit te breiden,  en zegt hij, als al mijn collega’s ook gewoon kostendekkend door bleven boeren, minder koeien melken voor een fatsoenlijke melkprijs, dan konden we allemaal een gewone boterham blijven verdienen,  je gaat er geen Mercedes van rijden, maar je had de problemen die we nu hebben, kunnen voorkomen. Hij begreep dat “welbegrepen eigen belang” dat ik al een ouder stuk, hieronder behandelde.tragedie-van-de-meent

In de Landheerlijke periode bevonden zich in de buurtschappen, naast gemene wateren en wegen oorspronkelijk ook gemene gronden, gronden in gemeenschappelijke eigendom of slechts in gemeenschappelijk gebruik bij meerdere boeren. Die gemene grond, is ook hier wel bekend als “Meenthe”.

De gebruikers van die gronden hadden er belang bij die weiden niet te laten overgrazen en die weiden te onderhouden. Een gemeenschappelijk belang dus. Maar iedere boer afzonderlijk had een individueel belang om er zoveel mogelijk van zijn koeien te laten grazen. Dat levert die individuele boer immers meer op. Gaan meer boeren voor het eigen belang, door meer koeien in te scharen dan zal het voordeel van de meeropbrengst verloren gaan door overbegrazing. Die boeren zouden het noodlot,  “de tragedie van de meenthe” met open ogen tegemoet gaan, gelijk in een Griekse Tragedie. Maar dat gebeurde niet. Die boeren waren letterlijk lid van een ge-“meenthe”, van een gemeenschap en begrepen dat zij allen belang hadden bij een vorm van samenwerken en sociale controle.  Zij kenden het begrip dat de negentiende-eeuwse Franse filosoof, Alexis de Torcqueville,democracy-in-america-book-cover later “het wel begrepen eigen belang” noemde. Als hechte gemeenschap waarvan de leden om elkaar gaven, empathie was toen nog geen modewoord, begrepen zij maar al te goed, dat het in hun eigen belang was om te geven en te nemen. Zij gaven graag een stukje eigen vrijheid op, ondergingen sociale controle, om zo doende collectief vrijer en gelukkiger te zijn.

Daarom zegt Albert Jan Kruiter co-auteur van het boekje “In ons belang”, wiens inzichten mij tot het schrijven van stuk inspireerde: “Echte democratie gaat werken wanneer we gezamenlijk ervaren dat dat weiland (de meenthe edv) van ons allemaal is. “Ieder voor zich en God voor ons allen” heeft ons gebracht waar we nu zijn. Waarbij je voor God nu in kan vullen: die “invisible hand” van Adam Smith, de markt, de mammon, of de overheid in de meer centralistische zin.

Hoe zijn wij dat welbegrepen eigen belang uit het oog verloren? Dat stond ons nog zo scherp op het netvlies toen lokale buurschappen verantwoordelijk waren voor de dijkbewaking. Onze waterschappen waren de oudste representatieve bestuurslichamen van Europa. Daar begon het polderen in de politiek. Inspraak voor alle geledingen en ieder droeg zijn steentje bij. Tot zich de ontwikkeling voordeed, die John F. Kennedy tot de opmerking ontlokte:  “Ask not what your country can do for you, ask what you can do for your country.”  Sterker dan in Amerika ontwikkelde de staat zich in Nederland tot verzorgingsstaat en raakte die eerst “participerende” burger, collectief meer en meer “gehospitaliseerd”.

Mark Rutte haalde in 2009 De Torcqueville aan die beschreef wat in Amerika gebeurde als daar een boom over de weg valt. Dan komen de mensen uit de huizen te voorschijn hakken hem in stukken en ruimen hem op. De Fransen daarentegen, aldus nog steeds De Torqueville, lopen in zo’n geval, massaal naar de burgemeester en eisen dat die boom wordt weggehaald. Rutte concludeert daaruit dat wij ons geluk te veel in handen van de staat leggen, terwijl, zo eindigt die dan: “Wij liberalen weten dat daar het geluk niet ligt. Het ligt in onszelf”omgevallenboom

De staat kan door de voortschrijdende globalisering inderdaad nog maar beperkt aan de knoppen zitten, en heeft ook meer en meer uitbesteedt aan “de markt”. En die uitbesteding heeft weer tot verregaande vormen van toezicht regelgeving en controle geleid en dat toezicht faalt of wordt als te knellend ervaren. Daardoor is de burger ontevreden geraakt. Hij krijgen tegengeworpen dat het geluk en het succes in jezelf zit, dat je dat zelf af moet dwingen en raakt dus boos en gefrustreerd als dat niet lukt. Dan is dat falen immers geheel en al eigen schuld.

Hoe krijgen we dat welbegrepen eigenbelang weer in beeld. Hoe laten we mensen weer verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen situatie en omgeving zodat ze met een beroep op het algemeen belang van de eigen groep, groepsgenoten, overheid en marktpartijen weer tot de orde kunnen roepen en tot goed moreel en sociaal gedrag kunnen bewegen.

Niet de hulp inroepen van de politie/overheid bij problemen met de buren of voor het opruimen van de omgevallen boom. We moeten de gemeenschapszin van die goeie oude meenthe weer herontdekken en dat zonder hulp van de staat. Net als puberende kinderen moeten we ons losmaken van de zorgen van de overheid en die overheid moet net als de ouders van pubers “leren los te laten en vertrouwen te hebben”.

De gemeente moet de burger niet zozeer laten participeren in de vorming van gemeentebeleid, de gemeente zou moeten participeren in het beleid dat overal in haar “meenthe’s” ontstaat of wordt ontwikkeld of,  zover wil ik nog wel gaan, misschien moet de gemeente die gehospitaliseerde burger wel eerst nog wat activeren en re-socialiseren.  Helemaal mooi wordt het als de gemeente dan inderdaad actief gaat participeren in de activiteiten die die geactiveerde burger dan gaat ontplooien. Oh, hebben jullie daar een vergunning voor nodig, komt voor de bakker, dat regelen wij voor jullie. Niet meer controleren, hé hebben jullie daar wel een vergunning voor, maar faciliteren en waar nodig, maar echt alleen waar nodig, ondersteunen.

Alleen zo, kan bij ons, burgers, (we, the People) die hechten aan onze vrijheid en autonomie, het besef doorbreken dat we moeten samenwerken met anderen e4f2a6617f25fd196ffc6d30d71f6936(Sesamstraat) om die vrijheid en autonomie te waarborgen en te ontplooien. Dat is de kern van De Torqueville’s “welbegrepen eigenbelang” We moeten die boer/buur die dat belang niet zo goed begrepen heeft, net als vroeger op de meenthe, weer durven te wijzen op zijn morele en sociale verantwoordelijkheid voor het algemeen belang, opdat de Tragedie van de Meenthe, dat noodlot, afgewend kan worden.

Nooit over altijd met

Die uitdrukking kwam deze week weer langs tijdens een overleg met de gemeente. Nooit meer over maar altijd met de betrokken burger spreken over de problemen waar de burgers tegen aan lopen.

Met het uitroepen van de gedecentraliseerde participatiesamenleving lijkt het “nooit over, altijd met” gebod langzaam van woord tot daad te worden. Van de natuurstaat van “ieder voor zich en God voor ons allen” via de doorgeschoten verzorgingsstaat weer een beetje terug naar zelfredzaamheid waar dat kan. Zo nodig schuift de overheid aan, aan de keukentafel voor hulp bij het oplossen van uw probleem. Ja maar, werpen ambtenaren tegen, wil die burger wel weer eigenaar worden van die problemen, kan hij dat wel aan? De bevolking van veel gemeentehuizen zien hier nog niet meteen kansen, maar eerder problemen. Hoe vertellen wij die participerende, energieke, zelfredzame en initiatiefrijke burger dat die initiatieven niet haalbaar zijn, niet mogen, te veel geld kosten?

„Tussen droom en daad staan wetten in de weg, en praktische bezwaren” schreef Willem Elsschot al. Hoe neem je die hindernissen als moderne ambtenaar, die de burger moet gaan faciliteren, coachen misschien wel, bij het realiseren van zijn plannen, bij het oplossen van zijn problemen? Ja, de burger is immers weer “eigenaar” van “zijn” problemen.

Hier stuiten we op het probleem dat, door de schrijvers van rapport Leren door te doen. Overheidsparticipatie in een energieke samenleving de botsing tussen de “Ambtelijke binnenwereld en burgerlijke buitenwereld” wordt genoemd. ‘Buiten is maatwerk nodig, maar binnen (in het gemeentehuis) is rechtmatigheid en gelijke behandeling een basisbeginsel. Buiten is ruimte de regel, maar binnen moet publiek geld deugdelijk verantwoord worden. Buiten denken we in mogelijkheden, maar binnen geldt toch ook het belang van de beperking, al die wetten en praktische bezwaren waar Elsschot het al over had. Nu loopt de sturing nog steeds te veel vanuit de overheid naar de buitenwereld, dat moet andersom, van buiten naar binnen.  En als die energieke burger dan met zi9d7a5020c2685163f306abce364358c9jn vraag, wens of probleem bij het gemeentehuis komt, van buiten naar binnen, stuur hem dan niet met huiswerk naar buiten, aanvraagformulieren, vergunningvereisten, beperkingen en ja, maars.

Nee, faciliteer, coach en begeleid waar nodig, die vergunning gaan we regelen, maar laat die burger zijn probleem en stimuleer de zelfredzaamheid.

Zie ook mijn Blog : De Tragedie van de Meente

De Tragedie van de Meenthe

Na de discussie over de solidariteit in de zorgverzekeringen en dichter bij huis (gemeente Weststellingwerf) de zorgen over het winkelapparaat in Wolvega besloot ik een oud artikel van mij weer een te publiceren, Tragedie van de Meenthe :

Vroeger bevonden zich in de buurtschappen gemene gronden, gronden in gemeenschappelijke eigendom of slechts in gemeenschappelijk gebruik bij meerdere boeren. Die gemene grond is ook hier wel bekend als “Meenthe” (met of zonder “h”).

De gebruikers van die gronden hadden er belang bij die weiden niet te laten overgrazen en die weiden te onderhouden. Een gemeenschappelijk belang dus. Maar iedere boer afzonderlijk had een individueel belang om er zoveel mogelijk van zijn koeien te laten grazen. Dat levert die boer immers meer op. Gaan meer boeren voor het eigen belang, door meer koeien in te scharen, dan zal het voordeel van de meeropbrengst verloren gaan door overbegrazing. Die boeren zouden het noodlot met open ogen tegemoet gaan, gelijk een Griekse tragedie. In de rechtseconomie wordt dit verschijnsel dan ook “de tragedie van de meenthe” in het Engels, “tragedy of the commons” genoemd. Verstandige boeren laten het niet zover komen. Die weten zich lid van een ge-“meenthe” en begrepen dat zij allen belang hadden bij een vorm van samenwerken en sociale controle. Zij kenden het begrip dat de negentiende-eeuwse Franse filosoof, Alexis de Tocqueville, later “het wel begrepen eigen belang” noemde. Als hechte gemeenschap waarvan de leden om elkaar gaven, begrepen zij maar al te goed, dat het in hun eigen belang was om een stukje eigen vrijheid op te geven, sociale controle te ondergaan, om zo doende collectief vrijer en gelukkiger te zijn.

Daarom zegt Albert Jan Kruiter, co-auteur van het boekje “In ons belang”, wiens inzichten mij tot het schrijven van stuk inspireerde, het volgende. “Echte democratie gaat werken wanneer we gezamenlijk ervaren dat dat weiland (de meenthe edv) van ons allemaal is.” Ieder voor zich en God voor ons allen heeft ons gebracht waar we nu zijn.

Hoe zijn wij dat welbegrepen eigen belang uit het oog verloren? Sterker dan in Amerika ontwikkelde de staat zich in Nederland tot verzorgingsstaat en raakte die eerst “participerende” burger, collectief meer en meer passief en “gehospitaliseerd”.

Mark Rutte haalde in 2009 De Torcqueville aan die beschreef wat in Amerika gebeurde als daar een boom over de weg valt. Dan komen de mensen uit de huizen te voorschijn hakken hem in stukken en ruimen hem op. De Fransen daarentegen, aldus nog steeds De Torqueville, lopen in zo’n geval, massaal naar de burgemeester en eisen dat die boom wordt

weggehaald. Rutte concludeert daaruit dat wij ons geluk te veel in handen van de staat leggen, terwijl, zo eindigt die dan: “Wij liberalen weten dat daar het geluk niet ligt. Het ligt in onszelf”

De staat kan door de voortschrijdende globalisering nog maar beperkt aan de knoppen zitten en heeft ook meer en meer uitbesteed aan “de markt”.En die uitbesteding heeft weer tot verregaande vormen van toezicht, regelgeving en controle geleid en dat toezicht wordt als te knellend ervaren. Daardoor is de burger ontevreden geraakt. Hij wordt niet vertrouwd en krijgt tegengeworpen dat het geluk en het succes in jezelf zit, dat je dat zelf af moet dwingen en raakt dus boos en gefrustreerd als dat niet lukt. Dat falen is immers geheel en al zijn eigen schuld.Hoe moeten we de gemeenschapszin van die goeie oude meenthe weer in ere herstellen? Net als puberende kinderen moeten we ons losmaken van de zorgen van de overheid en die overheid moet dan “leren los te laten en vertrouwen te hebben”.

De gemeente moet de burger niet zozeer laten participeren in de vorming van gemeentebeleid, de gemeente zou moeten participeren in het beleid dat overal in haar “meenthe’s” ontstaat of wordt ontwikkeld.Helemaal mooi wordt het, als de gemeente dan inderdaad actief gaat participeren in de activiteiten die de burger dan gaat ontplooien. “Nog geen vergunning, regelen we even”.

Niet meer controleren, maar faciliteren en waar nodig, maar echt alleen waar nodig, ondersteunen. Alleen zo kan bij ons, de burgers, die hechten aan vrijheid en autonomie, het besef doorbreken dat we moeten samenwerken met anderen (Sesamstraat) om die vrijheid en autonomie te waarborgen en te ontplooien. We moeten die boer/buur die dat welbegrepen eigenbelang toch niet zo goed begrepen heeft, net als vroeger op de Meenthe,  weer aan spreken op zijn morele en sociale verantwoordelijkheid voor het algemeen belang, opdat de Tragedie van de Meenthe, dat noodlot, afgewend kan worden.